Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
ook handelend onder de naam
Makelaardij o.g.,
wonende te [B] ,
[geïntimeerde],
1.1 Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.2 Het verloop van de procedure in hoger beroep en de wijziging van eis
- de appeldagvaarding van 24 december 2019, die ook de grieven bevat
- de memorie van antwoord;
- de akte houdende vermeerdering van eis;
- de antwoordakte.
Het hof is bij navraag op de griffie gebleken dat op beide verzoeken van de advocaat van [appellanten] c.s. - die overigens zijn gedaan op de rol van 23 juni 2020 - afwijzend is beslist door de rolraadsheer en dat dit vervolgens telefonisch is meegedeeld aan de advocaat van [appellanten] c.s. Het hof ziet geen reden om alsnog een mondelinge behandeling te gelasten. Het verzoek daartoe is niet alleen te laat gedaan, maar bij het daarmee beoogde doel - het alsnog in het geding brengen van een tweede meetrapport - hebben [appellanten] c.s. geen belang, zoals hierna zal blijken.
3.3 De vaststaande feiten
€ 434.500,-. De door hen voor de verkoop van de woning ingeschakelde makelaar Makelaarsland heeft op 18 oktober 2017 de woonoppervlakte bepaald op 145 m2 en daarnaast voor "overige inpandige ruimte"7 m2 en voor "externe bergruimte"6 m2 gemeten.
[geïntimeerde] heeft geen aansprakelijkheid erkend.
Onder het kopje “Gehanteerde begrippen en meettechnisch kader” van het rapport is het volgende vermeld:
“
Bij het bepalen van de vloeroppervlakte en inhoud is uitgegaan van de NEN 2580:2007 NL, inzake ‘Oppervlakten en inhouden van gebouwen - Termen, definities en bepalingsmethoden’, inclusief het correctieblad C1:2008 en voor zover relevant conform de NTA 2581 ‘Opstellen van meetrapporten volgens NEN 2580’.Hieronder een beknopte uitleg van de bovengenoemde norm, mits er sprake is van relevantie tot dit rapport. Voor de complete tekst dient u de norm te raadplegen alsmede de hiervan afgeleide “Meetinstructie bepalen gebruiks-oppervlakte woningen volgens NEN-2580”en de “Meetinstructie bepalen bruto inhoud woningen volgens NEN-2580” in de 2016 versies vastgesteld door NVM, VBO makelaar, VastgoedPRO, Vereniging Nederlandse Gemeenten en Waarderingskamer.”
“
Vreemd dat er discussie over het meetrapport kan bestaand. De normbasis staat aangegeven op ons rapport. In het kort:De meetinstructies zijn gebaseerd op de NEN 2580 norm en verwijzen ook voor complexe zaken naar de NEN 2580. Feitelijk vereenvoudigen de meetinstructies een aantal zaken van de NEN 2580 om e.e.a. werkbaar te houden voor de markt van makelaars en eigenaren etc. Er zijn een aantal verschillen maar de belangrijkste op het vlak van gebruiksoppervlakte wonen is dat de meetinstructie de dragende en niet dragende binnenmuren volledig meetelt voor het gebruiksoppervlakte wonen en de NEN 2580 telt de dragende binnenmuren daarvoor niet mee. Gemiddeld is het verschil ongeveer 1,5%.In een rechtszaak tegen een makelaar lijkt me dit irrelevant. Makelaarsverenigingen hebben hun leden verplicht om gebruik te maken van de meetinstructies en wij leveren dus een meetrapport op basis van die meetinstructies échter wel met verwijzing naar de NEN 2580 gegeven het feit dat de basis van de meetinstructies ligt bij de NEN 2580 en de meetinstructies daar ook naar verwijzen.”
4.4. De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
5.5 De bespreking van de grieven
grieven 1 en 2komen [appellanten] c.s. op tegen het hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze tezamen behandelen. In de inleiding op de grieven stellen [appellanten] c.s. dat zij het geschil in volle omvang aan het hof voorleggen. Dat is in zekere zin ook zo: als de grieven 1 en 2 falen, gaat het hof er met de rechtbank vanuit dat niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] een fout heeft gemaakt. De vordering van [appellanten] c.s. is dan niet toewijsbaar omdat niet vaststaat dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld. De “volle omvang” van het geschil is dan beperkt tot de vraag of [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld. Als de grieven 1 en 2 wel slagen, zal het hof op grond van de devolutieve werking van het appel alsnog de door de rechtbank niet besproken verweren van [geïntimeerde] moeten behandelen. De “volle omvang” van het geschil bestaat dan ook uit die andere verweren, voor zover het hof aan de bespreking ervan toekomt.
Als [appellanten] c.s. hebben willen betogen dat het hof ook niet in de grieven aangevoerde argumenten tegen het oordeel van de rechtbank in zijn overwegingen moet betrekken, miskennen zij dat de devolutieve werking van het appel de omvang van het geschil ook beperkt, in die zin dat de appelrechter de beroepen uitspraak (tenzij deze in strijd met een bepaling van openbare orde is) niet buiten de grieven om mag vernietigen.
165 m2 niet conform de Meetinstructie is vastgesteld deugdelijk onderbouwd. Zij hebben allereerst verwezen naar de bepaling van de woonoppervlakte door Makelaarsland op
145 m2. Daaruit volgt dat sprake is van een substantieel verschil, dat niet kan worden verklaard door afrondingsverschillen. Het ligt dan ook niet voor de hand dat zowel de bepaling van de woonoppervlakte door [geïntimeerde] als door Makelaarsland op (een correcte toepassing van) de Meetinstructie is gebaseerd.
[appellanten] c.s. hebben vervolgens een rapport van een partijdeskundige, [E] , overgelegd, waaruit volgt dat niet de door [geïntimeerde] opgegeven woonoppervlakte, maar de berekening van Makelaarsland de correcte berekening is. Voor zover onduidelijkheid kon bestaan over de vraag of [E] wel volgens de Meetinstructie heeft gemeten - naar het oordeel van het hof volgt uit de in rov. 3.7 aangehaalde toelichting op de gehanteerde normen al dat [E] door de NEN 2580 toe te passen ook heeft gemeten overeenkomstig de op die NEN-norm gebaseerde Meetinstructie -, heeft [E] in zijn e-mailbericht van 13 november 2019 (vgl. rov. 3.8) toegelicht dat en waarom de door hem berekende oppervlakte conform de Meetinstructie is berekend. Het hof vindt deze toelichting, die niet met kracht van argumenten door [geïntimeerde] wordt weersproken, overtuigend.
Volgens [appellanten] c.s. zouden zij in die situatie de woning niet hebben gekocht tegen een bedrag van € 370.000,-, maar zouden zij 145/165 x € 370.000,- = (afgerond) € 325.000,- voor de woning hebben willen betalen. [geïntimeerde] heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van de verkopers, inhoudende dat de verkoopprijs van € 370.000,- voor hen in 2012 het absolute minimum was en dat toentertijd gelijkwaardige woningen in de directe omgeving voor meer dan € 400.000,- in de verkoop stonden. [appellanten] c.s. hebben de inhoud van deze verklaring niet gemotiveerd betwist.
€ 325.000,- (althans voor minder dan € 370.000,-) hadden kunnen kopen, onvoldoende onderbouwd is. De primaire vordering is dan ook niet toewijsbaar.
165 m2 zouden hebben kunnen verkopen. Uitgaande van de nu door hen gerealiseerde verkoopprijs van € 434.500,- zouden zij dan een verkoopprijs van 165/145 x € 434.500,- =
€ 494.431,- (dus € 59.931,- hoger) hebben kunnen realiseren, aldus [appellanten] .
Ook de subsidiaire vordering is niet toewijsbaar, omdat deze miskent dat de woning
- uitgaande van de juistheid van de stellingen van [appellanten] c.s. - 145 m2 en geen 165 m2 groot is. In de hypothetische situatie dat [geïntimeerde] een woonoppervlakte van 145 m2 zou hebben opgegeven, zouden [geïntimeerde] eigenaar zijn geworden van een woning van 145 m2, niet van een woning van 165 m2. Van een verschil tussen de hypothetische situatie en de (door hen gestelde) feitelijke situatie, waarin [appellanten] c.s. eigenaar zijn geworden van een woning van 145 m2, is dan ook geen sprake, waardoor er ook bij deze grondslag geen schade is.
€ 370.000,- wilden betalen en de verkopers de woning niet voor minder dan € 370.000,- wilden verkopen) met een bedrag van € 370.000,- een woning hadden kunnen kopen die meer waard was dan de woning die zij nu hebben gekocht en evenmin dat zij een vergelijkbare woning hadden kunnen kopen voor minder dan € 370.000,-. In dit verband is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat met de woning vergelijkbare woningen voor minder dan € 370.000,- beschikbaar waren en evenmin dat voor € 370.000,- vergelijkbare woningen met een woonoppervlakte van meer dan 145 m2 beschikbaar waren. Uit de hiervoor aangehaalde verklaring van de verkopers volgt veeleer dat ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst vergelijkbare woningen duurder waren dan € 370.000,-.
grief 3, die is gericht tegen de proceskostenveroordeling, en verder geen zelfstandige betekenis heeft.
6.6 De beslissing
14 dagen na de datum van dit arrest (en voor wat betreft de verhoging vanaf het moment van betekening indien die later plaatsvindt) tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;