Volgens [appellant] heeft Wolff in april 2015 instructie gegeven tot en op een algemene aandeelhoudersvergadering van 14 april 2015 ingestemd met decharge van [appellant] over 2014 c.q. kwijtschelding aan Alcina en daarmee aan [appellant] , hetgeen Alcina gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof rusten de stelplicht en bewijslast van de door [appellant] tot zijn bevrijding ingeroepen decharge over 2014 ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op hem. Anders dan [appellant] meent, is er geen grond om aan te nemen dat hier uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
De jaarrekening van Alcina van 9 april 2015 over 2014 vermeldt (productie 15, op p. 4, 10 en 21) onder
“Buitengewone baten”sub 18 een kwijtschelding voor € 679.836, wat haar basis zou vinden in een ongedateerde en niet ondertekende akte
“Forderungsverzicht”/ vorderingskwijtschelding (productie 16) door Wolff ten gunste van Alcina onder de voorwaarde van verbetering van de financiële situatie:
“totdat de financiële toestand van Alcina (…) zich weer verbetert. Hierdoor zou Alcina (…) in staat worden gesteld haar bedrijfsuitoefening voort te zetten en de overladene Schulden te verwijderen.”
Naar het oordeel van het hof betreffen beide documenten, indien al geaccordeerd door Wolff (de jaarrekening van Alcina is volgens het accountantsverslag (productie 15, p. 2-3) gebaseerd op door [appellant] als directeur verstrekte gegevens), uitsluitend een regeling tussen Wolff en haar dochtervennootschap Alcina. Dit ziet niet op en is althans zeker niet doorslaggevend voor de verhouding tussen Alcina en haar toenmalige bestuurder [appellant] en zegt nog minder over een decharge van [appellant] . Als de kwijtschelding, zoals in de akte staat (productie 16, p. 1), haar oorsprong vindt in telefonische overeenstemming “
op 10.12.2014” was dat ook voordat Wolff van de situatie op de hoogte was (naar eigen zeggen gaf [appellant] openheid op 15 januari 2015). Wat er ook zij van de voorgeschiedenis, een contra-indicatie valt veeleer te lezen in de brief van (Heins van) Wolff van 23 februari 2015 aan [appellant] :
“Ihren Angaben nach zufolge konnten Sie noch immer keinen Eingang der offenen Forderungen gegenüber El Toros B.V, sowohl der Geldforderungen als auch der Warenforderungen, vermelden.
Wir fordern Sie daher auf, unverzüglich alle Maßnahmen zu ergreifen, um die offenen
Forderungen einzutreiben und einen Forderungsausfall zu verhindern. Insbesondere schließt dies ein, die Forderungen gerichtlich geltend zu machen.
Neben dieser Aufforderung möchten wir außerdem darauf hinweisen, dass wir uns – unabhängig vom weiteren Verlauf dieser Angelegenheit - Ihnen gegenüber ausdrücklich insbesondere arbeits- und gesellschaftsrechtliche Konsequenzen vorbehalten.”
Deze arbeidsrechtelijke en vennootschapsrechtelijke consequenties jegens [appellant] duidden, naar [appellant] erkent, op de mogelijkheid van zijn ontslag, maar een beperking daartoe mocht [appellant] daarin redelijkerwijs niet lezen. Er is onverholen sprake van consequenties, wat veel meer kon omvatten. Dit werd [appellant] al in het vooruitzicht gesteld ruimschoots vóór de door hem op 14 april 2015 gedateerde algemene vergadering van aandeelhouders en de decharge die Wolff daar zou hebben verleend.
In haar conclusie van dupliek in reconventie (p. 9) heeft Alcina een document opgenomen met de kop:
“Ter ondertekening graag retourneren
Protokoll der Hauptversammlung der Aktionäre der Gesellschaft mit beschränkter Haftung Alcina Cosmetic Nederland BV, mit Niederlassung in Waardenburg, abgehalten am ……….. 2015 in den Geschäftsräumen der Gesellschaft”.
Daarin staat onder meer:
“Entlastung des Vorstands
Die Versammlung erteilt dem Vorstand einstimmig Entlastung bezüglich der Geschäftsführung 2014, die in dem Jahresabschluss 2014 aufgeführt wird oder deren Resultat in dem Jahresabschluss Entlastung des Vorstands
verarbeitet ist.”
[appellant] heeft niet weersproken dat dit een door of in opdracht van hemzelf opgesteld (althans niet door de aandeelhoudster Wolff of commissarissen van Alcina) concept betreft en dat hij dit stuk zelf eenzijdig heeft ondertekend. Het document is niet gedateerd noch ondertekend namens Wolff. Volgens Alcina heeft de aandeelhoudersvergadering waaronder [appellant] zijn handtekening plaatste niet plaatsgevonden en evenmin de decharge. [appellant] heeft (afgezien van zijn beroep op de hierboven reeds besproken stukken) slechts aangevoerd dat hij zich documenten herinnert waarin hem decharge wordt verleend, zonder te concretiseren wie van Wolff, wanneer en hoe de door hem ingeroepen decharge zou hebben verleend. Wegens die gebrekkige onderbouwing wordt zijn bewijsaanbod op dit punt gepasseerd.