ECLI:NL:GHARL:2020:6767

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
200.270.154/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging contactregeling tussen moeder en kinderen wegens onveiligheid en grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de contactregeling tussen een moeder en haar kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, heeft een aantal grieven ingediend. De kinderen, die sinds 7 december 2015 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel, ervaren geen veiligheid door het gedrag van de moeder. De contactregeling met de moeder was eerder stopgezet vanwege haar grensoverschrijdende gedrag, waaronder stalking van de vader en het negeren van contactverboden. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder ondanks eerdere waarschuwingen en verboden, de kinderen blijft benaderen, wat leidt tot onveiligheid voor de kinderen. De moeder heeft geen hulp gezocht en blijft zich niet aan afspraken houden, wat de situatie verder compliceert. Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter om de contactregeling stop te zetten bekrachtigd, in het belang van de kinderen. Het hof benadrukt dat hulpverlening en diagnostiek voor de moeder noodzakelijk zijn voordat er een veilige contactregeling kan worden opgestart. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de beschikking is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.270.154/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 238424)
beschikking van 25 augustus 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.J.A. van Es te Steenwijk,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 december 2019;
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Es van 10 januari 2020 met productie(s).
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2007, is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 juli 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat die pleitaantekeningen heeft overgelegd;
- mevrouw [C] namens de GI;
- de vader.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de (biologische) ouders van:
- [de minderjarige1] voornoemd;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , beiden geboren [in] 2010.
Tot 12 juli 2016 had de moeder alleen het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
Bij beschikking van genoemde datum is de vader mede met het gezag belast.
3.2
De kinderen staan sinds 7 december 2015 onder toezicht van de GI. Deze maatregel loopt nog tot 7 december 2020.
3.3
Bij beschikking van 1 augustus 2017 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald en de volgende zorgregeling met de moeder vastgesteld: éénmaal per veertien dagen begeleid contact, welke regeling door de GI in het kader van de ondertoezichtstelling kan worden uitgebreid.
3.4
Bij beschikking van 31 juli 2018 is op verzoek van de GI bepaald dat de moeder en de kinderen eenmaal per vier weken begeleid contact en eenmaal per vier weken telefonisch contact hebben.
3.5
Bij vonnis in kort geding van 13 december 2018 is een straat- en contactverbod aan de moeder opgelegd wat betreft de vader en de kinderen. Na overtreding van dit verbod heeft de moeder van het OM een gedragsaanwijzing gekregen: als ze het verbod nogmaals zou overtreden zou ze worden aangehouden. De moeder heeft zich hier niet aan gehouden en heeft hierop in juni 2019 vier dagen in detentie gezeten.
3.6
De moeder is bij vonnis van de politierechter van 6 september 2019 wegens stalking van de vader veroordeeld tot 120 uur werkstraf waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De moeder heeft zich niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden, waaronder een contactverbod met de vader en een locatieverbod met enkelband.
3.7
Op 3 oktober 2019 heeft het laatste begeleide bezoek tussen de moeder en de kinderen plaatsgevonden.
3.8
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de bij beschikking van 31 juli 2018 vastgestelde zorgregeling op verzoek van de GI gewijzigd en bepaald dat de contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt stopgezet, alsmede bepaald dat er geen omgangsregeling is en geen belcontacten zijn tussen de moeder en de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
28 oktober 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
primairte bepalen dat er eenmaal per vier weken begeleid contact en eenmaal per vier weken telefonisch contact is tussen de moeder en de kinderen;
subsidiairte bepalen dat er eenmaal per twee weken (begeleid) telefonisch contact en eenmaal per twee weken begeleid (video/Skype)contact is tussen de moeder en de kinderen;
meer subsidiaireen zodanige contactregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen als het hof in het belang van de moeder en de kinderen acht.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hoger beroep van de moeder te verwerpen.
4.3
Het hof zal de grieven gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Ingevolge lid 2 van genoemd artikel kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing op het verzoek van de gecertificeerde instelling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
5.2
Het hof vindt dat de kinderrechter goede beslissingen heeft genomen over het contact tussen de moeder en de kinderen. Het hof neemt de beoordeling van de kinderrechter in de beschikking van 28 oktober 2019 na eigen onderzoek hier over. Het hof voegt het volgende toe.
5.3
Na de bestreden beschikking is gebleken dat het de moeder, ondanks alle dringende verzoeken daartoe van verschillende kanten en de geldende verboden, maar niet lukt om de kinderen met rust te laten. Hoewel in het beroepschrift van 26 november 2019 nog werd gesteld dat de moeder de kinderen niet meer op eigen initiatief zou benaderen, heeft zij [de minderjarige1] op 12 december 2019 alweer opgezocht op school. Verder blijkt uit camerabeelden dat de moeder in januari 2020 tot vier keer toe 's nachts in de tuin van de vader is geweest. Tijdens deze nachtelijke bezoeken hebben op het terrein van de vader, net als in het verleden wel het geval is geweest, vernielingen plaatsgevonden. Niet bewezen is dat de moeder daarvoor verantwoordelijk is, maar de kinderen verdenken haar er volgens de GI wel van. Dit laatste is een teken dat de kinderen de moeder niet vertrouwen. Ter zitting is gebleken dat de moeder op 13 maart jl. weer zonder toestemming in de woning van de vader en de kinderen is geweest. De moeder laat ook nog steeds ongevraagd tassen met spullen voor de jongens achter bij hun huis.
Daarnaast stuurt de moeder de kinderen, althans [de minderjarige3] en [de minderjarige2] veelvuldig berichten via WhatsApp. De GI maakte ter zitting melding van vier kantjes aan apps van de moeder aan [de minderjarige3] over de periode van 7 tot 27 juni jl. Dit betreft eenrichtingsverkeer, want [de minderjarige3] reageert niet op zijn moeders berichten. Volgens de GI staat in deze apps ook voor [de minderjarige3] belastende informatie over de juridische procedure(s). De GI had verder de beschikking over 54 kantjes met appverkeer tussen de moeder en [de minderjarige2] . Hij reageert nog wel op zijn moeders apps, maar heeft volgens de GI veel last van haar aanhoudende berichtenstroom. [de minderjarige2] durft bijvoorbeeld niet meer alleen te slapen. [de minderjarige1] op zijn beurt heeft na zijn gesprek met de kinderrechter op 28 oktober 2019 erg veel last gehad van schuldgevoelens. Dit maakte dat hij, net als eerder tijdens het scheidingsproces van zijn ouders, tot voor kort weer ondersteuning nodig had via de creatieve identiteitstraining " [D] " van [E] jeugdhulp. Mogelijk dat [de minderjarige2] na de zomer ook voor " [D] " wordt aangemeld.
Zoals de meest recente ontwikkelingen laten zien is de door de kinderrechter op 28 oktober 2019 genoemde rustperiode van drie maanden allesbehalve gehaald. De moeder blijft de kinderen bezoeken en/of benaderen. [de minderjarige1] , [de minderjarige3] en [de minderjarige2] ervaren nog niet de veiligheid bij de moeder die nodig is om tot (een begin van) herstel van het contact te kunnen komen.
5.4
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het opstarten van de contactregeling (pas) kan plaatsvinden als de moeder diagnostiek en behandeling accepteert en kan handelen in het belang van de kinderen. Daarvan is tot op heden nog steeds geen sprake. Hulpverlening is niet van de grond gekomen, omdat de moeder niet op afspraken verschijnt en/of geen hulpvraag heeft. De moeder vindt zelf dat zij geen behandeling nodig heeft.
Het hof heeft oog voor de moeilijke situatie waarin de moeder verkeert doordat zij haar kinderen al gedurende langere tijd weinig tot niet ziet. Nu de moeder echter niet in staat lijkt om te kijken naar haar eigen rol in (het voortduren van) die situatie, zal het bijzonder lastig zijn om het tij nog te keren. Het lijkt erop dat de moeder door wanhoop en frustratie grensoverschrijdend gedrag is gaan vertonen, zo betoogde ook haar advocaat. De moeder heeft ter zitting weliswaar verklaard dat zelf anders te zien (zij is van mening dat zij niets verkeerd doet), maar het is in haar belang en dat van de kinderen dat zij op korte termijn toch in staat gaat zijn om hierover een hulpvraag te formuleren. Dit gedrag is in haar omgeving door meerdere mensen geconstateerd en het hof heeft dit ter zitting ook zelf kunnen waarnemen. Gezien haar heftige reacties was het moeilijk om adequaat met de moeder in gesprek te komen. Met de GI is het hof van oordeel dat hulpverlening en diagnostiek voor de moeder noodzakelijk blijven alvorens de contactregeling tussen haar en de kinderen verantwoord kan worden opgestart. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij nogmaals naar [F] zal gaan om te vragen waarom zij de kinderen niet mag zien. Zij begrijpt dat zelf nog steeds niet. Wie weet kan een hernieuwde aanmelding bij [F] een opening teweegbrengen.
5.5
Op grond van het vorenstaande is het hof, evenals de GI en de kinderrechter, van oordeel dat het stopzetten van de contactregeling voorlopig noodzakelijk blijft. Hopelijk kan het contact tussen de moeder en de jongens in de nabije toekomst hersteld worden.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 oktober 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
M.A.F. Veenstra, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 25 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.