ECLI:NL:GHARL:2020:6679

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
200.276.104/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van kinderen en hoofdverblijfplaats in het kader van ouderschapsplan na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de verhuizing van de kinderen van de moeder naar een andere woonplaats. De moeder, die in 2016 gescheiden is van de vader, heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar [A] te verhuizen. De vader heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Het hof heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet worden gelast om te bepalen wat in het belang van de kinderen is, aangezien het hof zich onvoldoende voorgelicht achtte om een definitieve beslissing te nemen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin de verzoeken van de moeder en de vader werden afgewezen, bekrachtigd. Het hof heeft benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden om verdere conflicten te voorkomen. De raad is verzocht om uiterlijk op 4 januari 2021 te rapporteren over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, waarna de behandeling van de zaak zal worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.276.104/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 238467)
beschikking van 18 augustus 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Devkinandan te Leiden,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.H. Westerhof-Dijkstra te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 23 januari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 28 februari 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);
- een brief van mr. Devkinandan van 26 maart 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Devkinandan van 7 mei 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Devkinandan van 22 mei 2020 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 juli 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Devkinandan;
- de vader, bijgestaan door mr. R. Broeksema, een kantoorgenoot van mr. Westerhof-Dijkstra;
- mevrouw [C] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Met verwijzing naar artikel 1.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven heeft mr. Broeksema (desgevraagd) tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen overlegging van een tweetal journaalberichten van
mr. Devkinandan van 26 juni 2020 (21:03 uur en 21:13 uur) met bijlagen, aangezien deze veel eerder hadden kunnen worden ingediend. Het hof heeft daarop beslist dat op die bijlagen geen acht wordt geslagen, omdat deze zonder goede reden te kort voor de mondelinge behandeling zijn ingekomen ter griffie van het hof. De in bijgevoegde brief van 26 juni 2020 geformuleerde verzoeken van de moeder tot het gelasten van een raadsonderzoek en het benoemen van een bijzondere curator zal het hof wel in zijn beoordeling betrekken.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2016 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de (juridische) ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2009, en
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2011,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Op basis van het door partijen op 16 maart 2017 ondertekende ouderschapsplan hebben de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.4
De kinderen hebben van 1 juli 2015 tot 28 december 2016 (voorlopig) onder toezicht gestaan van Stichting Jeugdbescherming Overijssel.
3.5
De moeder is [in] 2019 verhuisd van [B] naar [A] . Zij is daar gaan samenwonen met haar partner. De moeder heeft de rechtbank op 17 juni 2019 vervangende toestemming gevraagd om met de kinderen te mogen verhuizen naar [A] . De vader heeft in een zelfstandig tegenverzoek verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en deze bij hem vast te stellen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met de kinderen naar [A] te verhuizen afgewezen, evenals het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
23 januari 2020. De moeder heeft het hof verzocht de beschikking van 23 januari 2020 te vernietigen en opnieuw recht doende te beslissen dat zij toestemming verkrijgt te verhuizen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [A] en om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in te schrijven op een school in [A] , kosten rechtens.
4.3
De vader is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader heeft verzocht de beslissing van 23 januari 2020 (het hof begrijpt: voor zover daarbij een beslissing is genomen over de hoofdverblijfplaats) te vernietigen en zijn verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf alsnog toe te wijzen, dan wel een onderzoek te gelasten door de raad naar het hoofdverblijf van de kinderen.
4.4
De moeder heeft mondeling verweer gevoerd en verzocht het verzoek in incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Verhuizing
5.1
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over de verhuizing van de kinderen, zodat geen noodzaak bestaat om op dit punt een raadsonderzoek te gelasten zoals de moeder heeft verzocht.
5.2
Het hof vindt dat de rechtbank de moeder op goede gronden geen vervangende toestemming heeft verleend om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [A] te verhuizen. De rechtbank heeft de bij een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [A] betrokken belangen zorgvuldig afgewogen en haar beslissing op dit punt uitgebreid gemotiveerd. Het hof onderschrijft de motivering van de rechtbank en neemt deze - na eigen onderzoek - over. In aanvulling daarop overweegt het hof nog als volgt.
5.3
Het hof neemt als vaststaand aan dat de moeder sinds de bestreden beschikking (weer) met de kinderen bij haar ouders in [B] woont. Zij reist op en neer naar haar werk in [D] . Op haar vrije dagen brengt de moeder de kinderen naar school in [B] en als zij moet werken doet een gastouder dat. De partner van de moeder woont nog in [A] .
5.4
Ter zitting is duidelijk geworden dat de vader wel kon leven met een verhuizing van de moeder en de kinderen waarbij de reistijd vijftien tot twintig minuten zou worden. De woning van de partner van de moeder in [A] ligt echter een uur en twintig minuten rijden vanaf de woning van de vader. Daarover heeft de moeder nooit met de vader het overleg gezocht. Zelfs als de moeder ter compensatie de kinderen in het kader van de zorgregeling zou brengen én halen dan neemt dat niet weg dat de kinderen een lange reis moeten maken en ze niet, als dat aan de orde zou zijn, een verjaardagsfeestje of andere activiteit zouden kunnen bijwonen in de andere woonplaats. Ook videobellen kan niet compenseren dat de vader het contact met de school van de kinderen verliest.
5.5
Ter (nadere) onderbouwing van haar belang om buiten [B] een nieuwe toekomst op te bouwen heeft de moeder in de loop van de procedure in hoger beroep nog aangevoerd dat tijdens het huwelijk van partijen sprake was van huiselijk geweld en dat sinds de scheiding eerwraak en/of kinderontvoering door of namens de vader dreigt. De vader heeft deze beschuldigingen weersproken. Bewijsstukken van genoemde aantijgingen heeft het hof niet. Van (vaststaande) feiten zoals door de moeder ter zitting gesteld is naar het oordeel van het hof geen sprake. Evenmin is gebleken dat de vader er enkel op uit is om de toekomst van de moeder 'te verstoren, verzieken en veretteren', zoals namens haar is betoogd.
5.6
De moeder bestrijdt de slechte verstandhouding tussen partijen waarin de rechtbank een contra-indicatie heeft gezien voor het verlenen van de door de moeder verzochte toestemming om te verhuizen. Ter zitting is gebleken dat de ouders de huidige onderlinge communicatie verschillend beleven. De moeder vindt dat zij haar best doet om de boel zo goed mogelijk te regelen. Zij is van mening dat via Whatsapp heldere en duidelijke afspraken worden gemaakt over de kinderen en dat die vervolgens ook worden uitgevoerd (o.a. in verband met de coronamaatregelen). De vader stelt dat het overleg met de moeder altijd heel moeizaam is en dat zij overal voorwaarden aan verbindt. Als het gaat om de dagelijkse dingen is de communicatie via Whatsapp voldoende, maar bij grotere (gezags)beslissingen zoals een verhuizing en/of schoolkeuze heeft de moeder de neiging haar eigen koers te varen, aldus de vader. Sinds de zitting bij de rechtbank ervaart de vader wel verbetering in het overleg met de moeder.
Het hof stelt vast dat de communicatie tussen de ouders nog onvoldoende effectief is. De beschuldigingen die er worden geuit, en de doorlopende discussies over de hoofden van de kinderen heen, zullen een daadwerkelijke verbetering daarvan in de weg staan.
In feite strijden de ouders al sinds hun relatiebreuk, inmiddels vijf jaar geleden, in vele procedures over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de (nakoming van de) zorgregeling. Ter bescherming van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tegen de strijd van hun ouders is eerder zelfs een ondertoezichtstelling nodig geweest. Vele hulpverlenende instanties zijn betrokken geweest. Bovenop al die conflicten speelt nu weer de verhuiskwestie. Vanwege de aanhoudende meningsverschillen bestaan inmiddels (opnieuw) grote zorgen over de kinderen, zoals de raad ter zitting zeer indringend heeft geschetst.
5.7
Voor zover de moeder het hof heeft verzocht om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te gaan praten, teneinde hun mening te horen over de door haar gewenste verhuizing, wijst het hof dit verzoek af. [de minderjarige1] is net elf geworden en [de minderjarige2] is nog maar negen jaar. Bij zulke jonge kinderen dient, daar waar ze onderdeel uitmaken van een voortdurende strijd, terughoudendheid te worden betracht als het gaat om praten met de rechter. Kinderen van die leeftijd moeten eigenlijk helemaal niet met dit soort geschillen tussen hun ouders worden belast. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om die kwesties bij de kinderen weg te houden en in het belang van de kinderen, desnoods via de rechter, een oplossing te vinden. De moeder heeft weliswaar gesteld dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun leeftijd ver vooruit zijn door alles wat zij tijdens het huwelijk en de scheiding van partijen hebben meegemaakt, maar naar het oordeel van het hof past genoemde terughoudendheid juist in deze situatie waarbij de kinderen al jarenlang worden belast en daardoor extra kwetsbaar zijn geworden. Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te horen en te vertegenwoordigen wordt om dezelfde reden afgewezen. Bovendien zullen de kinderen worden betrokken in het hierna te bevelen raadsonderzoek naar hun hoofdverblijfplaats.
5.8
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming is afgewezen, bekrachtigen.
Hoofdverblijf
5.9
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.1
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.11
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven over de door de vader verzochte wijziging van het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar en te adviseren over welke hoofdverblijfplaats (bij de moeder of bij de vader) het meest in het belang is van de kinderen. Het hof gaat ervan uit dat de raad het onderzoek naar de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zal uitbreiden naar een beschermingsonderzoek, wanneer de raad dat nodig acht. In afwachting van het rapport van de raad wordt iedere verdere beslissing op dit punt aangehouden.

6.De beslissing

Het hof,
in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 23 januari 2020, voor zover het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming is afgewezen;
wijst af het meer of anders verzochte;
in het incidenteel hoger beroep:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen naar (de wijziging van) de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en daaromtrent uiterlijk op 4 januari 2021 te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
houdt iedere verdere beslissing in het incidenteel hoger beroep aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, I.A. Vermeulen en
E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op
18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.