Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de dochter van de ouders, geboren in 2019. De kinderrechter had op 19 februari 2020 besloten dat de machtiging voor vijf maanden moest worden verlengd, maar de ouders zijn het hier niet mee eens en willen zelf voor hun dochter zorgen. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de beslissing van de kinderrechter te vernietigen, terwijl de raad voor de kinderbescherming verzoekt om de beschikking te bekrachtigen.
De procedure is gestart met een verzoekschrift van de ouders, dat op 18 mei 2020 door het hof is ontvangen. De zitting vond plaats op 8 juli 2020, waarbij de ouders, hun advocaat, vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De ouders hebben verzocht om een verloskundige als informant, maar dit verzoek werd afgewezen.
Het hof oordeelt dat de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de ouders te groot zijn om de dochter terug te plaatsen. De moeder heeft een problematische voorgeschiedenis en de vader vertoont een dominante en soms boze houding. Het hof concludeert dat er eerst zicht moet komen op de opvoedingsvaardigheden van de ouders voordat er kan worden overwogen of de dochter weer bij hen kan wonen. De ouders moeten meewerken aan een ouderschapsbeoordeling, wat zij tot nu toe hebben geweigerd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de ouders af.