ECLI:NL:GHARL:2020:6605

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
200.260.722/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige door psychische problematiek en contactverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2015. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland te vernietigen, waarin de moeder alleen met het ouderlijk gezag was belast. De vader had twee grieven ingediend en verzocht om het verzoek van de moeder om haar met eenhoofdig ouderlijk gezag te belasten af te wijzen. De moeder verzocht op haar beurt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Noord-Nederland, waar de ouders gezamenlijk gezag hadden over hun kind. Echter, door een zeer belaste relatie met veel strijd en geweld, en een contactverbod voor de vader tot september 2021, was de situatie ernstig verstoord. De moeder had psychische problemen en er waren grote zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die een ontwikkelingsachterstand vertoonde.

Het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag op dit moment niet mogelijk was door het contactverbod en de verstoorde communicatie tussen de ouders. Het hof concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen zijn ouders. Daarom werd de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de moeder alleen belast bleef met het gezag over de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.260.722/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 121343)
beschikking van 18 augustus 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M. Suurmeijer te Stadskanaal,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
huidige advocaat: mr. J. Dijkman te Groningen.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Assen,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 11 juni 2019;
- het verweerschrift van de moeder;
- een journaalbericht van mr. Suurmeijer van 24 juni 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Suurmeijer van 10 juli 2019 met productie(s);
- een brief van de GI van 12 december 2019;
- een journaalbericht van mr. Suurmeijer van 19 juni 2020 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2020 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [C] en mevrouw [D] . Namens de raad is verschenen mevrouw [E] .

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2015. In het gezagsregister is op 13 juli 2015 aangetekend dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag zijn belast.
3.2
[de minderjarige] is woonachtig bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 oktober 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden. De ondertoezichtstelling loopt momenteel tot 4 februari 2021.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking is bepaald dat de vrouw voortaan alleen zal zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de moeder daarbij is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig ouderlijk gezag te belasten alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over hun kind. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Zij moeten ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
5.3
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat er sprake is geweest van een zeer belaste relatie met veel strijd en geweld tussen de ouders, waar ook [de minderjarige] getuige van is geweest. De vader is (onder meer) veroordeeld voor zware mishandeling van de moeder, waaraan zij ernstig blijvende schade aan één oog heeft overgehouden. Hij heeft bij deze veroordeling bovendien een contactverbod opgelegd gekregen tot september 2021. De moeder kampt met psychische problematiek. Sinds de ouders in 2016 uit elkaar zijn gegaan is er geen contact geweest tussen [de minderjarige] en zijn vader.
Verder zijn er grote zorgen over [de minderjarige] . Zo heeft hij een ontwikkelingsachterstand op meerdere gebieden (namelijk op taal-spraakgebied en sociaal-emotioneel gebied) waardoor hij niet op de peuterspeelzaal kan blijven. [de minderjarige] praat vrijwel niet en wordt op de peuterspeelzaal als negatief in zijn gedrag ervaren (met spullen gooien, schreeuwen en zijn zin doordrijven).
5.4
Het hof stelt voorop dat de uitoefening van het gezamenlijk gezag, anders dan de vader stelt, op dit moment op praktische bezwaren stuit door het aan de vader opgelegde contactverbod. Rechtstreeks contact met de moeder is daardoor onmogelijk. Dit contactverbod loopt nog tot september volgend jaar en vanwege de zorgen om [de minderjarige] zullen in de tussentijd meerdere (gezagsgerelateerde) keuzes gemaakt dienen te worden over hulpverlening. Het is van belang dat deze keuzes eenvoudig, vlot en zonder strijd gemaakt kunnen worden. Daarbij geldt dat voor een situatie als deze, waarin veel beslissingen over de hulp aan [de minderjarige] te verwachten zijn een goede communicatie tussen de ouders onontbeerlijk is. In deze zaak is de verstandhouding echter ernstig verstoord. De ouders communiceren sinds 2016 niet meer met elkaar en gebleken is dat het handelen van de vader nog steeds veel impact heeft op het leven van de moeder. Ze heeft nog altijd angst voor de vader en haar vertrouwen in hem is minimaal. Onder de geschetste omstandigheden kan in redelijkheid van de moeder niet worden verlangd dat zij – al dan niet door tussenkomst van professionele derden – steeds met de vader overlegt over belangrijke beslissingen over [de minderjarige] . Het hof is daarom van oordeel dat een onaanvaardbaar risico ontstaat dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen zijn ouders, indien er sprake zou zijn van gezamenlijk gezag. Gezien het bestaande contactverbod en de nog steeds ernstig verstoorde relatie, is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
5.5
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het het gezag betreft, bekrachtigen en het verzoek van de vader in hoger beroep dan ook afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 maart 2019, voor zover deze het gezag betreft;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.