Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de rechthebbende.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een beslissing van de kantonrechter met betrekking tot een uitkering wegens brandschade. De zaak betreft een onderbewindgestelde, vertegenwoordigd door haar beschermingsbewindvoerder, die in hoger beroep ging tegen de beslissing van de kantonrechter die een deel van de schade-uitkering wilde betrekken in de schuldenregeling van de rechthebbende. De kantonrechter had eerder bepaald dat de bewindvoerder slechts een bedrag van € 6.000,- mocht uitkeren voor noodzakelijke inboedelgoederen, terwijl de rechthebbende een schadevergoeding van € 12.807,25 had ontvangen. Het hof oordeelde dat de gehele schade-uitkering aan de rechthebbende moet worden uitgekeerd, zodat deze in staat is om zijn situatie te herstellen naar de toestand zoals die was vóór de brand. Het hof benadrukte dat de uitkering niet ten goede mag komen aan de schuldeisers, omdat dit in strijd zou zijn met het indemniteitsbeginsel, dat stelt dat de rechthebbende niet beter of slechter mag worden van een schadeveroorzakend evenement. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd en de bewindvoerder kreeg de machtiging om het volledige schadebedrag uit te keren, met uitzondering van een bedrag dat aan derden moest worden betaald.