Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 9 augustus 2019;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Van Roosmalen van 30 september 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Cats van 1 april 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Roosmalen van 20 mei 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Cats van 25 mei 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Cats van 26 mei 2020.
3.De feiten
4.Het geschil
26 juni 2019. De grieven 1, 2 en 3 zien op de draagkracht van de man, grief 4 ziet op (naar het hof begrijpt:) de behoeftigheid van de vrouw en grief 5 ziet op de ingangsdatum. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de beschikking van de rechtbank van 27 september 2017 te wijzigen in die zin dat de partneralimentatie wordt vastgesteld op € 1.000,- per maand, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
1 november 2019 tot 31 december 2019 een door hem aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast te leggen van € 125,- per maand, in de periode van 1 januari 2020 tot 1 mei 2020 een partneralimentatie van € 1.540,- per maand en in de periode vanaf 1 mei 2020 een partneralimentatie van € 125,- per maand.
5.De overwegingen voor de beslissing
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de man/vrouw op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking werd gegeven.
1 mei 2020heeft de man weer een betaalde baan gehad en vanaf 1 mei 2020 is hij weer werkloos.
€ 5.814,- is uitgegaan. De man moet volgens haar ten minste dezelfde netto inkomsten kunnen verwerven als bij zijn vorige werkgever. Tevens is de vrouw van mening dat van minimaal eenzelfde inkomen mag worden uitgegaan als in de beschikking van 27 september 2017, te weten een bedrag ad € 5.699,- netto per maand. In deze berekening is rekening gehouden met aftrek van de fiscale bijtelling van de auto van de man. Uit de door de man overgelegde loonstroken noch uit zijn jaaropgave 2018 kan worden opgemaakt dat de man thans nog kosten maakt voor een auto van de zaak, aldus de vrouw. De vrouw vermoedt dat het onder 'Privatfahrten 1%' maandelijks bijgeboekte bedrag van € 579,- een verkapte bonusafspraak is. Dit bedrag zal volgens haar dan ook in de berekening als inkomsten meegenomen moeten worden. De vrouw is van mening dat de man niet onderbouwt dat hij geen vakantiegeld krijgt. De vrouw is daarnaast van mening dat, mocht de man daadwerkelijk een lager inkomen genieten dan voorheen, dit verwijtbaar is en dat dit niet ten nadele van de door hem te betalen partneralimentatie mag komen. De vrouw acht het redelijk van een netto jaarinkomen van ten minste € 71.879,- (het door de rechtbank berekende netto besteedbare jaarinkomen in haar beschikking van 26 november 2014) dan wel van een netto jaarinkomen ad € 68.388,- (het door de rechtbank berekende netto besteedbare jaarinkomen in haar beschikking van 27 september 2017) uit te gaan.
€ 5.383,37. De rechtbank is van hetzelfde inkomen uitgegaan, maar heeft hier 8% vakantiegeld bij opgeteld. Zoals de man terecht aanvoert is het recht op vakantiegeld in Duitsland niet wettelijk vastgelegd. Naar het oordeel van het hof dient het netto inkomen van de man niet te worden verhoogd met vakantiegeld. Gelet op de stukken in het dossier acht het hof het voldoende aannemelijk dat de man geen vakantiegeld heeft ontvangen. Zowel uit de loonstroken als uit de beëindigingsovereenkomst blijkt niet van enige recht op, en betaling of reservering van vakantiegeld. Het hof heeft daarnaast geen aanleiding om te veronderstellen dat de man een verkapte bonus ontving, zoals door de vrouw is gesuggereerd. Uit de beëindigingsovereenkomst die de man bij journaalbericht van 20 mei 2020 in het geding heeft gebracht blijkt uit paragraaf 7 dat er wel degelijk sprake was van een dienstauto en dus geen verkapte bonusafspraak. De 'Privatfahrten 1%' is de maandelijkse fiscale bijtelling voor privé gebruik van de dienstauto.
1 november 2019 huur voor een studio in Nederland en daarnaast een bijdrage in de woonlasten van zijn partner.
.
€ 20.000,-. De man stelt dat hij deze lening heeft afgesloten omdat hij diverse kosten heeft moeten maken. Ten eerste zou hij een bedrag van € 5.000,- hebben uitgegeven aan advocaatkosten. Indien aantoonbaar advocaatkosten zijn gemaakt en er geen liquide middelen zijn of binnen afzienbare termijn te verwachten zijn, beveelt de Expertgroep Alimentatienormen aan rekening te houden met een bedrag voor noodzakelijke en redelijke kosten voor rechtshulp in de betreffende procedure van maximaal € 1.368,- met een maandlast van maximaal € 114,- gedurende ten hoogste een jaar. Naar het oordeel van het hof heeft de man onvoldoende aangetoond dat hij advocaatkosten heeft gemaakt èn geen liquide middelen aanwezig had of kon verwachten om de advocaatkosten te voldoen, zodat het hof deze post reeds om die reden buiten beschouwing laat.
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
26 juni 2019 van en in zoverre opnieuw beschikkende:
27 september 2017 en bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 november 2018 als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud € 2.205,- per maand zal betalen, met ingang van 1 januari 2019 een bedrag van € 2.105,- per maand, met ingang van 1 november 2019
€ 298,- per maand, met ingang van 1 januari 2020 € 1.701,- per maand en met ingang van
1 mei 2020 € 286,- per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;