Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
1.696,32 (duizend zeshonderdzesennegentig euro en tweeëndertig cent).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De betrokkene, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld op € 8.481,60. Het hof heeft het bedrag dat de betrokkene moet betalen aan de Staat vastgesteld op € 1.696,32, na het vaststellen dat het voordeel verdeeld moet worden over vijf personen, inclusief de betrokkene zelf.
Tijdens de zitting op 31 juli 2020 heeft het hof de verklaringen van de betrokkene beoordeeld. De betrokkene had wisselende verklaringen afgelegd over de oogst van de hennepplanten, waarbij hij aanvankelijk aangaf dat hij zelf had geoogst, maar later verklaarde dat anderen de oogst hadden meegenomen. Het hof achtte de verklaring dat de oogst door toprot was mislukt niet aannemelijk, mede gezien de inconsistenties in de verklaringen van de betrokkene. De advocaat-generaal stelde dat het aannemelijk was dat de betrokkene de opbrengst had gedeeld met medeverdachten, wat het hof bevestigde op basis van getuigenverklaringen en het dossier.
Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 1.696,32, en het vonnis van de politierechter vernietigd. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat van toepassing was ten tijde van de procedure. Het hof heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 67 dagen.