Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Het verlengingsverzoek van de GI met betrekking tot de resterende drie maanden ondertoezichtstelling wordt toegewezen. Het verzoek om de kinderen uit huis te plaatsen per direct voor die periode wordt afgewezen. De beslissing op het verzoek tot verlenging en machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een jaar, wordt aangehouden. Die zaak wordt verwezen naar de meervoudige kamer van 2 oktober 2020 te 09.30 uur. De rechtbank deelt hierbij nog mee dat de beslissing aan partijen kan worden doorgegeven en dat de beslissing zo spoedig mogelijk op papier komt. "
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Er is sprake van een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW nu de kinderen geen omgang met de moeder willen en beide kinderen verklaren dat zij geen contact met de moeder willen hebben, terwijl de moeder als gezaghebbende ouder aangeeft graag in contact te komen met de kinderen. Dit heeft ertoe geleid dat de kinderen al meer dan vier jaar geen omgang hebben gehad met de moeder. In een dergelijke situatie zou de rol van de GI juist moeten zijn om helderheid te verschaffen over de achtergrond van de (reeds lang) aanwezige bezwaren van de kinderen om in contact te komen met de moeder. Gebleken is echter dat er sprake is van een gebrek van vertrouwen tussen de vader en de GI en de kinderen en de GI, zodat de GI niet in staat is aan haar rol uitvoering te geven. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat zij hun verhaal kunnen vertellen aan een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook al hebben de kinderen aangegeven dat zij klaar zijn met de zaak, geen contact willen hebben met de moeder en daarover ook niet in gesprek willen met weer een andere persoon, blijft het hof - evenals de rechtbank - bij dit oordeel. De gevolgen van voornoemde belangenstrijd zijn groot voor de kinderen (en voor de moeder). Uit de stukken, het gesprek met de kinderen en de mondelinge behandeling komt naar voren dat de vader en de kinderen geen vertrouwen hebben in de GI omdat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling alleen wil werken aan herstel van contact tussen de kinderen en de moeder, hetgeen de kinderen juist niet willen. Daarom komt de noodzakelijke hulpverlening niet van de grond. Het hof wijst op het belang dat de kinderen (kunnen) hebben bij herstel van het contact met de moeder. Voor de kinderen moet heel duidelijk worden wat de gevolgen zijn van hun keuze om (nog steeds) geen contact te willen hebben met hun moeder. Ook is belangrijk dat de kinderen, als zij op de hoogte zijn gesteld van de gevolgen van het langdurige verlies van contact met hun moeder, de mogelijkheid krijgen dit te verwerken en de kans krijgen om de mogelijkheden van herstel van contact met de moeder te heroverwegen. Een bijzondere curator kan samen met de kinderen bespreken en onderzoeken wat op dit moment voor hen het meest in hun belang is, hoe daarmee (juridisch) kan worden omgegaan en daarover met alle betrokkenen in overleg gaan.