Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1/verpachter] ,
2. [appellant sub 2/rentmeester],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de antwoordakte van [verpachter] en [rentmeester] ,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor ter plaatse van 4 december 2019,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 januari 2020,
- de antwoordmemorie na enquête van [verpachter] en [rentmeester] .
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
“U moet begrijpen dat in België het mogelijk is om voor een klein bedrag bij derden een groot bedrag te beslaan of een hele bankrekening of bedrijfsmiddel te beslaan en [naam] heeft dat regelmatig gedaan.”[pachter] heeft gedurende de periode dat hij financiële moeilijkheden had jaarlijks met één afnemer afspraken gemaakt over de teelt, waarbij hij voorschotten vroeg en na de oogst een afrekening volgde. De afnemers – [afnemer 1] en [afnemer 2] – waren al bekend met [pachter] . Via [afnemer 1] betrok [pachter] immers al langer teeltbenodigdheden en [afnemer 2] was al sinds zijn jeugd de loonwerker van de familie. Zij hielpen elkaar over en weer. [afnemer 1] en [afnemer 2] hebben in 2012-2014 de gehele oogst aangekocht (en doorverkocht). [pachter] had op dat moment geen pluimvee, dus hij heeft niet voor dat bedrijf geteeld. De eenzijdige teelt die in het tussenarrest nog vragen opriep, wordt daardoor verklaard. Beide afnemers hebben de banden met [pachter] overigens kort nadien verbroken omdat zij last kregen van de financiële problemen van [pachter] (respectievelijk derdenbeslag en achterstallige betalingen). Aan [afnemer 2] is [pachter] nog aan het aflossen. Een en ander zal hierna per jaar verder worden uitgewerkt.
“ [pachter] had zelf de zeggenschap over het land en bepaalde wat hij teelde. Ik kan de mensen niet opleggen wat zij telen.”[pachter] is gefactureerd voor de kosten voor gewasbescherming, zaaizaad en meststoffen. De getuige heeft een overzicht van aankopen overgelegd waaruit een en ander blijkt:
“Ik heb een uitdraai meegenomen van wat ik toen heb verkocht. Ik leg dat stuk aan u over. Het is een overzicht van wat wij in 2012 tot en met 2014 aan [pachter] hebben verkocht. Er staat onder meer op dat wij in 2012 44 zakken maiszaad hebben verkocht en nog een nalevering van 5 zakken van een andere soort. Er gaan ongeveer 2 zakken per hectare. We hebben het dan dus over ongeveer 25 hectare.”[afnemer 1] heeft de mais na de oogst aangekocht. Het kan zijn, volgens deze getuige, dat de afspraken voor die aankoop eerder zijn gemaakt en dat voorschotten zijn betaald. Op deze wijze werkt [afnemer 1] wel vaker:
“U vraagt mij wanneer is afgesproken dat wij het zouden afnemen. Ik vermoed dat dat in de loop van het seizoen is gebeurd, toen de mais al bijna oogst klaar was. (…) Als wij besluiten aan te kopen, wordt er ook een prijs genoemd. Dat kan een basisprijs zijn die wij afleiden uit Sinagra gegevens met een toeslag. Het kan ook een vaste prijs zijn die wij afspreken. Ik weet niet wat we met [pachter] hebben afgesproken.”. De getuigen [getuige 1] en [pachter] hebben verklaard dat [pachter] de mais heeft gezaaid en geoogst.
Ik moest [voornaam][ [pachter] ]
betalen voor die oogst en hij kreeg van mij geld voor de werkzaamheden voor mijn bedrijf. U zegt mij dat de werkzaamheden voor mijn bedrijf geen relatie hebben met de tarwe- en aardappeloogst. We hebben dat wel zo verrekend. Het liep een beetje door elkaar allemaal.”Dat door elkaar lopen komt weliswaar voor risico van [pachter] , maar brengt op zichzelf niet mee dat moet worden aangenomen dat [pachter] geen teeltrisico droeg of het gebruik van het gepachte aan [afnemer 2] heeft afgestaan.
“De producten die u ziet in 2014[die aan [pachter] zijn gefactureerd, hof]
zijn allemaal producten die bestemd zijn voor de tarweteelt. U ziet ook dat daar onvolledige verpakkingen staan. Dat zit zo: toen heeft [voornaam] [afnemer 2] het loonwerk gedaan en hij is een grootafnemer van ons. De loonwerker houdt bij hoeveel hij per landbouwer verbruikt en dat brengen we in rekening bij die landbouwer. Dat is efficiënter dan dat wij elke landbouwer de spullen zelf leveren die de loonwerker dan moet gaan toepassen.”[afnemer 2] heeft verklaard dat hij na de oogst een prijs per ton tarwe heeft betaald. De prijs voor de tarwe was de in de markt bekende prijs. Die is veel minder wisselend dan de aardappelprijs. De tarwe heeft [afnemer 2] doorverkocht, maar hij weet niet precies meer aan wie. Het dorsen en transport heeft [pachter] geregeld en betaald. Het spuitwerk is weer via [getuige 3] gegaan.
€ 4.645
3.De beslissing
in reconventiede betaling van afdracht van de opbrengsten van het suikerquotum is afgewezen en doet in zoverre opnieuw recht: