ECLI:NL:GHARL:2020:6092

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
200.280.220/01 en 200.280.220/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis naar Portugal met minderjarige kinderen in het kader van gezag en coronamaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor een vader om met zijn drie minderjarige kinderen naar Portugal te reizen. De moeder had eerder toestemming gegeven, maar trok deze in vanwege de coronamaatregelen en het gewijzigde reisadvies van geel naar oranje voor de regio's Porto en Lissabon. De vader verzocht de rechtbank om vervangende toestemming en om de identiteitsdocumenten van de kinderen af te geven. De rechtbank verleende de vader toestemming, maar de moeder ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2020 werd de zaak besproken. De moeder voerde aan dat de reis niet noodzakelijk was en dat de kinderen na terugkeer in quarantaine moesten. De vader betoogde dat het om een belangrijk familiebezoek ging en dat de risico's voor de kinderen beperkt waren. Het hof oordeelde dat de situatie ten tijde van de bestreden beschikking onvoldoende redenen bood om de vader de toestemming te onthouden, maar dat de gewijzigde omstandigheden en het reisadvies nu een andere afweging vereisten.

Het hof concludeerde dat de reis niet als noodzakelijk kon worden bestempeld en dat de belangen van de kinderen en het algemeen belang in deze situatie zwaarder wogen. De bestreden beschikking werd vernietigd en de verzoeken van de vader werden afgewezen. De moeder had de identiteitskaarten tijdig afgegeven, maar het hof kon hier geen zelfstandig verzoek van maken. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.280.220/01 en 200.280.220/02
(zaaknummer rechtbank Overijssel 249639)
beschikking van 10 juli 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H. van den Berg te IJsselmuiden,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. de Ruiter te Kampen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 30 juni 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 juli 2020;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 6 juli 2020;
- een journaalbericht van mr. Van den Berg van 7 juli 2020 met productie(s).
2.2
Op 7 juli 2020 is [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ) buiten aanwezigheid van partijen middels een beeldbelverbinding (Skype) door het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 juli 2020 plaatsgevonden. Partijen en mr. Van den Berg zijn in persoon verschenen. Mr. De Ruiter heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen deels via de telefoon, deels via beeldbellen. Ook raadsheer mr. Vermeulen heeft de mondelinge behandeling bijgewoond via beeldbellen.
2.4
Partijen hebben na de mondelinge behandeling nog een korte termijn gekregen om te kijken of zij tot overeenstemming zouden kunnen komen. Op 9 juli 2020 hebben partijen het hof laten weten dat geen overeenstemming is bereikt.

3.De feiten

De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot medio 2018. Uit deze relatie zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2005,
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren op [in] 2008,
- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3] ), geboren op [in] 2010.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over hun drie minderjarige
kinderen. [de minderjarige1] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vader. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Na eerdere toestemming van de moeder aan de vader om met de drie kinderen medio juli 2020 naar Portugal te reizen, heeft de moeder vanwege de uitbraak van het coronavirus deze toestemming op 6 juni 2020 ingetrokken. De vader heeft zich vervolgens op 12 juni 2020 tot de rechtbank gewend met een verzoek om vervangende toestemming voor deze reis en een bevel tot afgifte van de reisdocumenten van de kinderen.
4.2
Bij de bestreden beschikking is aan de vader vervangende toestemming verleend voor een reis naar Portugal in de periode van 13 juli 2020 tot 2 augustus 2020. Ook is de moeder veroordeeld tot terhandstelling van de identiteitskaarten ten behoeve van de reis op straffe van een dwangsom. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 juni 2020. De moeder verzoekt de beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. de vader alsnog vervangende toestemming voor zijn reis naar Portugal in de periode van 13 juli tot 2 augustus 2020 te onthouden;
II. de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen;
III. de vader te veroordelen om binnen 48 uur na deze beschikking de identiteitsbewijzen van de kinderen aan haar te retourneren, op straffe van een dwangsom van € 3.000,00 indien hij daarmee in gebreke blijft.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

het schorsingsverzoek
5.1
De moeder heeft verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen voor het geval behandeling van de zaak niet voor 13 juli 2020 kan plaatsvinden. Het hof beschouwt dit als een voorwaardelijk verzoek. Omdat de mondelinge behandeling al op 8 juli 2020 heeft plaatsgevonden, komt het hof aan dit verzoek niet toe.
de vervangende toestemming
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, kunnen andere belangen zwaarder wegen.
5.3
De moeder heeft als grootste bezwaar tegen de verleende vervangende toestemming aangevoerd dat een dag na de bestreden beschikking, op 1 juli 2020, het reisadvies voor Portugal is aangepast. Het reisadvies is van geel naar oranje gegaan voor de regio’s Porto en Lissabon. Dat betekent dat reizen naar deze regio’s alleen is toegestaan indien dit noodzakelijk is. Bovendien geldt het dringende advies om bij terugkeer veertien dagen in quarantaine te gaan. Dat zal meebrengen dat de moeder in haar vakantie met de kinderen niet weg zal kunnen.
5.4
De vader heeft aangevoerd dat het slechts om een ‘advies’ gaat, het een hoogstnodig familiebezoek betreft aan familie verspreid over Portugal en zijn familie niet in de drukke stedelijke regio’s woont die getroffen zijn door een toegenomen verspreiding van het coronavirus. Bovendien zijn de risico’s voor de kinderen wanneer zij besmet raken met het virus heel beperkt. Overigens houdt de moeder zich ook niet strikt aan de coronamaatregelen.
5.5
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat ten tijde van de bestreden beschikking er onvoldoende redenen bestonden om de vader vervangende toestemming te onthouden om met de kinderen naar Portugal te reizen. Op dat moment was het reisadvies in Portugal hetzelfde als in Nederland: ‘Let op, veiligheidsrisico’s’ (geel).
Inmiddels is de situatie echter gewijzigd en geldt voor bepaalde gebieden in Portugal (waaronder de regio Lissabon) als reisadvies: ‘Alleen noodzakelijke reizen’ (oranje).
Vast staat dat de vader met de kinderen op 13 juli 2020 zal vliegen op Lissabon en dat de ouders van de vader wonen in [B] en [C] , beide plaatsen in het ‘oranje’ gebied rond Lissabon. De vader heeft weliswaar uiteindelijk aangegeven voornemens te zijn om alleen in de geel gemarkeerde gebieden te verblijven, maar daargelaten dat het vliegveld in elk geval in ‘oranje’ gebied ligt, heeft hij deze locaties niet kunnen concretiseren. Het hof is daarom van oordeel dat vervangende toestemming alleen gegeven kan worden wanneer de reis van de vader en de kinderen als noodzakelijk kan worden bestempeld. De vader heeft naar het oordeel van het hof daarvoor onvoldoende omstandigheden aangevoerd. Het gegeven dat de vader en de kinderen de familie in Portugal voor het laatst in 2017 hebben gezien noch de omstandigheid dat de kinderen relatief jong zijn kan daar verandering in brengen. [de minderjarige1] heeft verklaard dat zij erg graag naar Portugal wil omdat haar oma waarmee zij een nauw contact heeft haar graag wil zien, en zij haar oma ook graag weer wil ontmoeten. Het hof acht dit eveneens onvoldoende redengevend. Hoezeer het hof begrip heeft voor de wens van de vader en [de minderjarige1] om met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar Portugal te gaan, is reizen in de huidige situatie en onder de geschetste omstandigheden niet verantwoord en daarmee strijdig met het belang van de kinderen en het algemeen belang.
de identiteitspapieren
5.6
Niet weersproken is dat de moeder de identiteitskaarten binnen de daarvoor door de rechtbank gestelde termijn aan de vader heeft afgegeven. Omdat de moeder niet voor het eerst in hoger beroep een zelfstandig verzoek mag doen, kan het hof dit niet in behandeling nemen. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen. Het hof gaat er overigens van uit, gelet op de verstandhouding tussen partijen tot het hier aan de orde zijnde geschil, dat de vader de betreffende identiteitskaarten zal retourneren aan de moeder.

6.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2020 en opnieuw beschikkende:
wijst de inleidende verzoeken van de vader af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 10 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.