Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
2 [appellant2] ,
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, alsmede de Minister voor Rechtsbescherming)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak vorderden de Jehovah’s Getuigen in hoger beroep een publicatieverbod en rectificatie met betrekking tot een onderzoeksrapport van de Universiteit Utrecht over seksueel misbruik binnen hun gemeenschap. De Universiteit had dit rapport op verzoek van de Minister en het WODC opgesteld en het rapport was inmiddels openbaar gemaakt. De kortgedingrechter in Midden-Nederland had eerder de vorderingen van de Jehovah’s Getuigen afgewezen. In hoger beroep vorderden zij dat het rapport van de websites van de Staat en de Universiteit zou worden verwijderd en dat de Minister een rectificatie zou sturen naar de Tweede Kamer. Het hof oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer bestond voor de vorderingen, aangezien het rapport al op meerdere platforms was gepubliceerd. Bovendien stuitten de vorderingen tegen de Staat af op parlementaire immuniteit, omdat de Minister niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de inhoud van het rapport dat aan de Tweede Kamer was overhandigd. Het hof bekrachtigde de eerdere uitspraak van de kortgedingrechter en veroordeelde de Jehovah’s Getuigen in de proceskosten van het hoger beroep.