Het Plan van Aanpak ging uit van re-integratie met ingang van november 2017, met geleidelijke opbouw van eerst 2 x 4 uur per week naar 40 uur per week per 1 januari 2018. In februari 2018 constateerde bedrijfsarts [E] een terugval en werd een mediationgesprek op een termijn van vier weken wenselijk geacht. Deze mediation had geen resultaat. Op
26 april 2018 constateerde de bedrijfsarts dat de beperkingen van [appellant] door een arbeidsconflict verergerden. Re-integratie in het 2e spoor werd wenselijk geacht. LSI heeft daarvoor arbeidsdeskundige [F] ingeschakeld.
Op 10 mei 2018 heeft de bedrijfsarts een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. Daaruit volgt dat [appellant] 8 uur per dag kan werken, maar niet ’s avonds en ’s nachts en zonder deadlines en veelvuldige storingen.
Ondertussen had [appellant] op 10 april 2018 aan het UWV gevraagd een deskundigenoordeel te geven over de vraag of LSI voldoende aan zijn re-integratie doet. Het op 29 mei 2018 gegeven oordeel luidde dat LSI onvoldoende doet, maar dat de vraag is wat de actuele belastbaarheid van [appellant] is en of hij ziek is, en waarom hij zijn eigen functie niet in Duitsland zou kunnen verrichten.
Op 19 juni 2018 is [appellant] opnieuw bij de bedrijfsarts geweest. Volgens [appellant] is daarbij tegen hem gezegd dat drie dagen werk per week in Duitsland niet passend was, maar dat staat niet in het verslag dat daags daarop aan partijen is verstrekt. Daarin staat wel dat [appellant] volledig inzetbaar is en alleen medische beperkingen heeft in verband met het conflict.
Onder druk van een loonsanctie is [appellant] één keer in juli 2018 naar LSD gegaan.
Op 11 juli 2018 heeft LSI [appellant] vrijgesteld van werk en een beëindigingsvoorstel gedaan. Als partijen daar niet uit zouden komen, zou LSI een ontbindingsverzoek indienen.
[appellant] heeft vervolgens op 13 juli 2018 de dagvaarding in de onderhavige zaak laten uitbrengen aan LSI. Vervolgens heeft hij zich op 16 juli 2018 weer ziek gemeld, welke ziekmelding LSI niet heeft geaccepteerd. LSI heeft kort daarop haar ontbindingsverzoek ingediend.
[appellant] is op 20 juli 2018 gezien door een andere bedrijfsarts, [G] . Deze oordeelde dat [appellant] volledig arbeidsongeschikt was en forse beperkingen had, en dat ervan moest worden uitgegaan dat hij vanaf 20 juni 2017 arbeidsongeschikt was.
[appellant] heeft op 27 juli 2018 opnieuw een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd, nu over de vraag of het eigen werk bij LSD passend is. Het UWV oordeelde het aangeboden werk voor nu als niet passend. Daarbij baseerde arbeidsdeskundige [C] zich op de door [appellant] opgegeven werktijden en de conclusie van de verzekeringsarts dat sprake is van onafgebroken arbeidsongeschiktheid sinds datum ziekmelding.
LSO heeft in januari 2019 een deskundigenoordeel gevraagd over de vraag of zij voldoende heeft gedaan om [appellant] weer aan het werk te helpen. Het UWV vond de inspanningen van LSI voldoende.