Uitspraak
1.primair
1.subsidiair
2.primair
2.subsidiair
3.
- Uit het NFI rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek volgt dat bij het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen uit de onderzoekset zedendelicten bij aangeefster diep vaginaal en tussen de binnenste schaamlippen aanwijzingen voor spermavloeistof zijn aangetroffen, maar (microscopisch) geen spermacellen. Van deze bemonsteringen zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen, die een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. Het NFI heeft nader onderzoek gedaan naar de bewijskracht van het tussen de binnenste schaamlippen aangetroffen DNA.
- Daarnaast zijn er bemonsteringen van de slip van aangeefster genomen. In de bemonsteringen AAKJ304NL#01 (buitenzijde van de rechterzijde van de tailleband) en #04 binnenzijde van de linkerzijde van de tailleband) zijn DNA-mengprofielen verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van twee personen. De DNA-profielen van aangeefster en verdachte matchen met deze DNA-mengprofielen. Dit betekent dat deze bemonstering naast celmateriaal van aangeefster, celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte. Door het NFI is dit echter niet nader onderzocht en er is geen bewijskracht aan toegekend.
- Daar komt bij dat aangeefster heeft aangegeven dat zij niks voelde en dat de arts in het ziekenhuis had gezegd dat het er rustig uit zag. Tijdens het forensisch onderzoek op 1 oktober 2017 is er bij aangeefster geen letsel of dergelijke waargenomen. Ook verder werden er geen bijzonderheden waargenomen. (Naar het hof in deze telkens begrijpt: in of rond de vagina van aangeefster).
- Het hof heeft niet vast kunnen stellen hoe mogelijke spermasporen van verdachte terecht zijn gekomen in de slip van aangeefster dan wel tussen haar binnenste schaamlippen en/of diep vaginaal. Het hof kan niet uitsluiten dat de spermasporen door secundaire overdracht in de slip van aangeefster terecht zijn gekomen. Daarbij is van belang dat aangeefster spermasporen aan haar handen had en dat aangeefster zich heeft omgekleed.
raadsheer-commissaris heeft zij verklaard dat verdachte met zijn hand tussen haar benen ging en dat zij die hand wegduwde. Zij heeft niet verklaard dat verdachte haar vagina of schaamstreek heeft aangeraakt. Reeds daarom acht het hof dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen.
1.subsidiair
(op één of meerdere tijdstippen)in
of omstreeksde nacht van 30 september 2017 op 1 oktober 2017
op één of meer locaties op de route tussen Nijmegen en Kampen, in ieder geval (telkens)in Nederland, met een persoon, te weten [aangeefster] , van wie verdachte wist dat deze in staat van
bewusteloosheid,verminderd bewustzijn
of lichamelijke onmachtverkeerde waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen en/of kenbaar te maken en/of daartegen weerstand te bieden (die [aangeefster] verkeerde onder invloed van GHB en
/ofalcohol), handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] te weten het brengen van zijn penis in haar mond
en/of het brengen van zijn penis in haar vagina en/of één of meer vingers in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen;
of omstreeksde periode van 30 september 2017 tot en met 1 oktober 2017, te
in ieder geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in totaal
)ruim
/circa100 milliliter GHB,
althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
.Slachtoffers van zulke feiten ondervinden vaak langdurig psychisch nadelige gevolgen. Dat geldt ook voor het slachtoffer in deze zaak, zoals blijkt uit wat haar advocaat op zitting naar voren heeft gebracht. Het gebeurde heeft het slachtoffer enorm aangegrepen en zij lijkt daar, bijna drie jaar later, niet overheen. Verdachte van zijn kant heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven in te zien hoe kwalijk zijn handelen is geweest en wat daarvan de gevolgen voor het slachtoffer zijn.
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
€ 4.050,43 (vierduizend vijftig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 1.050,43 (duizend vijftig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.