ECLI:NL:GHARL:2020:5766

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
200.270.503
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en herplaatsingsverplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter die de arbeidsovereenkomst met Alliander N.V. heeft ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waardoor herplaatsing niet mogelijk was. [verzoeker] was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de arbeidsverhouding verstoord was en dat hij niet de kans had gekregen om zijn functioneren te verbeteren. Hij voerde aan dat de incidenten die tot de ontbinding leidden, voortkwamen uit een verschil van inzicht en dat hij voldoende stappen had ondernomen om de relatie met zijn leidinggevende, [C], te herstellen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de feiten en de argumenten van beide partijen. Het hof concludeerde dat de verstoorde arbeidsverhouding niet in overwegende mate aan [verzoeker] te wijten was, maar dat Alliander onvoldoende had gedaan om de relatie te verbeteren. Desondanks oordeelde het hof dat de verstoring zodanig was dat van Alliander niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het hof verwierp de grieven van [verzoeker] en bevestigde de beslissing van de kantonrechter, waarbij het hem ook in de kosten van de procedure veroordeelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.270.503
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 7816826)
beschikking van 21 juli 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. O. van der Kind,
tegen
de naamloze vennootschap
Alliander N.V.,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: Alliander,
advocaat: mr. T.B. Vandeginste.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van
12 september 2019 die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van [verzoeker] met producties 32 tot en met 35, binnengekomen bij de griffie van het hof op 10 december 2019;
- het verweerschrift van Alliander met producties 17 tot en met 23;
- de met de op 5 juni 2020 verzonden brief van mr. Van der Kind toegestuurde productie 36;
- de mondelinge behandeling op 17 juni 2020, waarbij mr.Van der Kind zich van spreekaantekeningen heeft bediend.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op
29 juli 2020 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[verzoeker] heeft het hof verzocht, in de kern weergegeven, voormelde beschikking van 12 september 2019 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- A. en B.: de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:683 lid 3 BW jo. 3:300 BW te (laten) herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en het herstel te bepalen op
1 november 2019 of een datum die het hof gerade acht;
- C. en D.: Alliander te veroordelen tot betaling van het loon, inclusief emolumenten vanaf de hiervoor genoemde datum, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
- E. Alliander te veroordelen om [verzoeker] in staat te stellen zijn arbeid te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- een (indien nodig) voorziening te treffen als bedoeld in artikel 7:683 lid 4 BW jo. artikel
7:682 lid 6 BW zoals uitgewerkt onder F. en G.
dan wel in plaats van A. t/m G.: Alliander te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:683 lid 4 BW van € 340.088,83 bruto, althans een bedrag dat het hof gerade acht;
subsidiair:
de beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing geen billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 onder c BW aan [verzoeker] toe te kennen en Alliander te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 340.088,83 bruto, althans een bedrag dat het hof gerade acht;
alles met veroordeling van Alliander in de kosten van beide instanties.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep van de feiten uit zoals door de kantonrechter in rov. 2.1 tot en met 2.16 vastgesteld. Voor de leesbaarheid van deze beschikking, worden die feiten enigszins aangepast hier nogmaals weergegeven.
3.2
Alliander is als netwerkbedrijf verantwoordelijk voor een groot deel van het energietransport van gas en elektriciteit in Nederland. Liander is een bedrijfsonderdeel van Alliander. Als netbeheerder brengt Liander gas en elektriciteit naar consumenten, bedrijven en instellingen.
3.3
Op 1 februari 2013 is [verzoeker] , geboren [in] 1969, bij Alliander in dienst getreden. Hij werkt als Expert Duurzame Producten Electra (Productmanager C) in het team EC Energiebalans binnen de afdeling Klant en Markt van Liander. Zijn salaris bedraagt € 6.858,64 bruto per maand, exclusief emolumenten.
3.4
De generieke functieomschrijving van Productmanager C luidt als volgt:
“Draagt zorg voor de productontwikkeling(plannen), marketing en verkoopplannen van producten/diensten in bestaande en nieuwe markten, en de uitvoering van één of meerdere product/marktcombinaties, binnen marketing- en verkoopstrategie van de BU en het concern, teneinde de omzet en marge doelstellingen te kunnen realiseren.”
Het doel van de specifieke functie Expert Duurzame Productie Elektriciteit wordt als volgt beschreven in het desbetreffende functieprofiel:
“De Expert Duurzame Productie Elektriciteit is verantwoordelijk voor vergroening van een groeiend deel van het in te kopen netverlies. Hiertoe brengt hij / zij de markt in kaart, bepaalt beleid, analyseert potentiële opties (als in producten), maakt business cases voor PPA’s en signaleert potentiële investeringen voor de inkoop van energie.
Hij/zij onderhandelt contracten voor de levering van groene energie met potentiële partijen die potentieel energie kunnen leveren zoals ontwikkelaars van en investeerders in duurzame energie productie.
Voor investeringen draagt deze expert concrete voorstellen voor investering voor aan M&A en fungeert hij/zij als expert op het gebied van windenergie.
De Expert Duurzame Productie Elektriciteit rapporteert aan de Manager Energiebalans.”
3.5
Vanaf de indiensttreding van [verzoeker] hebben er meerdere beoordelingsgesprekken plaatsgevonden door verschillende leidinggevenden.
In 2013 werd het totale functioneren van [verzoeker] beoordeeld op 3,1 op een schaal van 5 (waarbij een 3 ‘volgens verwachting’ is). Onder het kopje 'Houding en gedrag' is opgenomen:
"- Sensitiviteit en empathie tonen (deelscore 2,8): Aandacht blijven besteden aan relatie met rest Energiebalans- en K&M team. Is zeer betrokken bij EB collega's. Moet er voor zorgen dat hij anderen wel blijft meenemen; Oppassen geen "ongeleid projectiel" te worden.
- Sterk effectief communiceren (deelscore 3.0): Verzorgt zowel intern als extern voldoende rapportages. Mag meer aandacht besteden aan kort en bondige samenvattingen, zowel in mondelinge als schriftelijke communicatie. To the point blijven. Mag beter "luisteren".
In 2014 kwam de beoordeling uit op 2,9. In het verslag is onder het kopje 'houding en gedrag' opgenomen:
"- Sensitief en empathie tonen (deel score 2,6): [verzoeker] geeft aan dat hij “vaak merkt dat anderen het niet snappen”. Mag zich vaker realiseren dat hij er zelf voor moet zorgen dat ze hem wél begrijpen.
- Verantwoordelijkheid nemen en geven: Pakt zaken zelfstandig op. Moet oppassen dat hij niet door zijn omgeving als "ongeleid" wordt ervaren.
- Sterk effectief communiceren (deelscore 2,6):
- Samenwerking bevorderingen (deelscore 2,9):
Moet er voor blijven zorgen dat hij zijn collega’s en andere contactpersonen mee blijft nemen in zijn denkwijze."
Onder het kopje 'Ontwikkeling'(deelscore 2,6) staat:
"- [verzoeker] ontwikkelt zich nog niet volgens verwachting. Bij 1/2 jaar evaluatie reeds aangegeven dat [verzoeker] concreet verbeteringen moet laten zien. Aan verbeteringen wordt nog gewerkt; wel idee dat [verzoeker] graag wil. Voorgesteld wordt om 360 gr review met collega's te doen om beter inzicht te verkrijgen in hoe omgeving hem ziet. [verzoeker] denk niet dat dit iets toevoegt. Voorgesteld om een coachingstraject in te gaan. Afgesproken dat we samen gaan bepalen wat voor soort coaching, hoe en wanneer. [verzoeker] maakt een voorstel."
In 2015 werd zijn totale functioneren beoordeeld op 3,2. In het verslag is onder het kopje 'Houding en gedrag' opgenomen:
“Sensitief en empathie tonen (deelscore 2,7):
- [verzoeker] mag vaker vragen stellen om zijn eigen waarnemingen te toetsen.
- Aandacht blijven besteden dat je door je omgeving niet als "ongeleid” wordt ervaren; op dit punt heeft [verzoeker] zich reeds verbeterd t.o.v. 2014.
- Bespreek wederzijdse verwachtingen met klanten; met collega's gebeurt dat nog te weinig.
Sterk effectief communiceren (deelscore 2,8)
- Mag meer aandacht besteden aan reacties toehoorders; moet oppassen niet te veel te "zenden"; ook ontvangen/luisteren; het verzamelen van een beter beeld kan de totaaloplossing verbeteren
Samenwerking bevorderen (deelscore 3,0)
- Vraagt weinig feedback aan anderen over zijn functioneren; kan hier verder in ontwikkelen
- Blijf er voor zorgen dat je anderen (tijdig) meeneemt in je denkwijze”
Onder het kopje 'Ontwikkeling' (deelscore 2,9) staat:
"- Tijdens review 2014 is voorgesteld om een coachingstraject in te gaan om een beter zelfbeeld te krijgen. Afgesproken om samen met manager te bepalen wat voor soort coaching, hoe en wanneer het meest geschikt is. [verzoeker] maakt een voorstel.
- Nog geen voorstel gemaakt mbt coachingstraject; wel in cursus negotiation skills feedback/coaching gehad."
In 2016 kwam de totaal beoordeling uit op 3,1.
Onder het kopje 'houding en gedrag' in het verslag staat:
"- [verzoeker] moet er aan blijven denken om te checken of zijn boodschap of idee goed wordt begrepen door collega's
- [verzoeker] vraagt regelmatig feedback op zakelijke issues; [verzoeker] zou vaker persoonlijke feedback mogen ophalen bij collega's"
Onder kopje ‘sensitiviteit en empathie tonen’ staat:
“Doet serieuze poging om meer te luisteren ipv alleen te zenden en heeft daarin stappen gemaakt”
In 2017 heeft een wisseling van leidinggevende plaatsgevonden. Sindsdien is [B] (hierna: [B] ) zijn teamleider. Diens leidinggevende is de manager Energiebalans, [C] (hierna: [C] ).
In 2017 kwam de totaal beoordeling uit op 2,9. In het verslag staat onder het kopje 'Houding en gedrag':
"- Werkt samen binnen en buiten de organisatie.In mijn ogen is dit een hele belangrijke om aan te werken, wat zijn onderdelen waar jijzelf daadwerkelijk samenwerkt in het team of de samenwerking bevordert in het team. Het traject om te komen tot een gezamenlijk strategiedocument voor inkoop & vergroening was zeer moeizaam. Het leek alsof je alleen de risico's zag en geen vertrouwen had in je omgeving.
Onder het kopje 'Ontwikkeling':
- Mooie resultaten op vitaliteit & inhoudelijke ontplooiing, in de midyear hebben we gesproken dat het nodig is om ook opleiding te gaan hebben op de soft skill kant. Deze dient nog opgepakt te worden."
[verzoeker] heeft enkel de beoordeling over 2013 voor akkoord getekend.
3.6
Op 26 september 2018 heeft een meeting plaatsgevonden waar onder andere [verzoeker] en [C] bij aanwezig waren. [verzoeker] heeft dit overleg vroegtijdig verlaten.
3.7
Op 28 september 2018 heeft [verzoeker] een e-mail gestuurd naar [B] (in cc naar collega’s [D] en [E] ). In deze e-mail heeft hij onder meer geschreven:
“[…]
[C]is a serious risk to the program of vergroening of Alliander as a group […]. He does not understand this business and also does not realize that its dynamics is completely different than running an internal department. […].
Because [C] manipulates the budget and volumes of vergroening for vergroening Liander NV on his own while there is a MANDATE present and approved by the Board of Alliander NV and Liander NV, having knowing the public laws for the public companies and compliance rules, in my opinion, he is breaking the law and the rules of governance/compliance of this company. He is also not a statutory person by law (or appointed). He brings the program under serious risk on which other stakeholders of Alliander group will all be hit when it comes to CO2 reduction and the order (mandate) of the board is unlawfully manipulated for his department interest.”
3.8
[verzoeker] heeft de e-mail aan [B] op 28 september 2018 doorgestuurd naar de Directeur van bedrijfsonderdeel Klant & Markt, [F] (hierna: [F] ).
3.9
Op 30 september 2018 heeft [verzoeker] een e-mail gestuurd naar [C] (met in cc de heer [B] ), waarin hij onder meer heeft geschreven:
“In 2015, the board of Liander NV (10-12 members voted) and Alliander NV (Board members) voted to implement a MANDATE for vergroening of Alliander NV where also Liander NV where the group have to be 100% CO2 neutral by 2023. Since then, I have been safeguarding this with stakeholders and lead its projects into implementation as I was hired for it.
(…)
I have for the past 2 yrs. reminded you that I am of opinion that you have several times broken the rules/laws of governance and compliance of Alliander NV (you not being a statutory body) and have brought the MANDATE above in danger by the fact that you have for the past years chosen to easily manipulate its budget or limit its volumes/prices or its strategy required from us (other than discussed with the boards where I was myself present).
(….)
As I said in my letter to [B] , having seen your unconventional methods (afreken culture since I have noticed it with me (also when critic is placed at your friends) and also other colleagues whom have talked to me) of treating people, if you in any way use an unconventional manner to in your terms solve this, I will escalate this matter to the farthest of this company in a professional manner until the shareholders of Alliander NV and fight this until the end. I am a man of my word, value integrity and will do that. You are the manager of energiebalans but I am also an expert executive with the responsibility for this program/MANDATE and it’s my company responsibility to protect it if its manager is posing serious risk to it.”
3.1
Op 2 oktober 2018 heeft [verzoeker] [F] nogmaals gemaild en verzocht om een en ander te mogen komen toelichten in een gesprek.
3.11
Op 3 oktober 2018 heeft naar aanleiding van het weglopen van [verzoeker] uit de meeting op 26 september 2018 en de door hem verzonden e-mails van 28 en 30 september 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , [C] , [B] en [G] , HR Business Partner (hierna: [G] ). Alliander heeft [verzoeker] bij brief van 4 oktober 2018 schriftelijk bevestigd dat hij als disciplinaire maatregel een schorsing van een week kreeg opgelegd. Daarnaast heeft zij [verzoeker] de keuze gegeven tussen ontslag met wederzijds goedvinden of een SMART ingekaderd verbetertraject.
3.12
[verzoeker] heeft gekozen voor het verbetertraject. Op 22 oktober 2018 is in dat kader een verbeterplan opgesteld. Het verbetertraject heeft ongeveer drie maanden geduurd, waarbij [verzoeker] vijf gesprekken met een coach heeft gehad. Er zijn op tweewekelijkse basis evaluatiegesprekken gevoerd tussen [verzoeker] en [B] . Eenmaal per maand is ook [G] aangeschoven bij de evaluatie en zowel halverwege als aan het einde van het traject heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [C] . Op 18 februari 2019 heeft de laatste evaluatie plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek hebben [C] en [B] aan [verzoeker] te kennen gegeven dat er onvoldoende verbetering is opgetreden in zijn persoonlijke ontwikkeling (houding en gedrag), waardoor hij niet langer in zijn functie kan aanblijven.
3.13
Op 18 februari 2019 heeft [verzoeker] [B] , [C] en [G] per e-mail laten weten niet akkoord te gaan met de conclusie van Alliander ten aanzien van het verbetertraject.
3.14
Bij brief van 22 februari 2019 heeft [C] [verzoeker] schriftelijk het gesprek van 18 februari 2019 en de conclusie van Alliander betreffende het verbetertraject bevestigd.
3.15
In maart 2019 heeft er e-mailcontact plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [C] over het verbetertraject en de consequenties hiervan. [verzoeker] heeft hierin te kennen gegeven zich niet te herkennen in de conclusie van Alliander ten aanzien van zijn functioneren en geen reden voor ontslag te zien. [C] heeft [verzoeker] namens Alliander meerdere keren een voorstel gedaan om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Op 25 maart 2019 heeft [C] [verzoeker] bericht dat Alliander de situatie onhoudbaar vindt en [verzoeker] dringend verzocht inhoudelijk te reageren op het beëindigingsvoorstel.
3.16
Nadat [verzoeker] eind maart 2019 nogmaals te kennen heeft gegeven niet te kunnen instemmen met zijn ontslag, heeft Alliander hem een loopbaancoach aangeboden en medio april 2019 gewezen op de vacant zijnde vacatures binnen het bedrijf.
3.17
Met ingang van 28 mei 2019 is [verzoeker] vrijgesteld van werkzaamheden, met behoud van loon.
3.18
Nadien heeft [verzoeker] zich ingespannen elders aan het werk te komen, maar die inspanningen hebben tot op heden geen resultaat opgeleverd.

4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
Alliander heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] met ingang van de eerst mogelijke datum te ontbinden, kosten rechtens.
4.2
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de subsidiaire aangevoerde grond (de verstoorde arbeidsverhouding, hierna ook wel: de g-grond), onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding en met de verklaring dat [verzoeker] niet langer is gebonden aan het concurrentie- en relatiebeding. De kantonrechter heeft de ontbinding voor zover verzocht op de d-grond afgewezen.
Volgens de kantonrechter is de arbeidsrelatie tussen [verzoeker] en [C] ernstig en duurzaam verstoord. Vaststaat verder dat er binnen redelijke termijn geen herplaatsingsmogelijkheden zijn. Hoewel Alliander [verzoeker] geen enkele reële kans heeft gegeven om voornoemde verstoring op te lossen en het vertrouwen over en weer te herwinnen, is het verwijt dat Alliander hiervan kan worden gemaakt niet als ernstig verwijtbaar te kwalificeren, zodat de verzochte billijke vergoeding is afgewezen, aldus de kantonrechter. Ten slotte heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd.

5.De beoordeling in het hoger beroep

5.1
Onder aanvoering van vijf gronden is [verzoeker] tegen voormeld oordeel van de kantonrechter in hoger beroep gekomen.
5.2
Allereerst verzet [verzoeker] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW.
ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding
5.3
Op grond van artikel 7:671b lid 1 BW in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder g BW kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren en herplaatsing niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Alliander betoogt dat hiervan sprake is. [verzoeker] meent daarentegen dat het incident op 26 september 2018 (zie rov. 3.6) een
zakelijkverschil van inzicht tussen hem en [C] betrof. [verzoeker] had met zijn team een presentatie voorbereid om [C] , [B] en anderen te informeren over de stand van zaken ten aanzien van vergroening en inkoop netverlies. Hij kreeg echter niet de gelegenheid deze presentatie werkelijk te houden en moest vaststellen dat [C] niet op de hoogte was van de verschillende op dit terrein door [verzoeker] behandelde dossiers. Dat maakte voor [verzoeker] dat voortzetting van de presentatie niet zinvol was en hij besloot de bijeenkomst te verlaten. Daarbij speelde op de achtergrond de discussie over het door de afdeling verlagen van budgetten en verminderen van activiteiten waardoor vergroeningsinitiatieven vertraging opliepen, wat haaks stond op de opdracht van de raad van bestuur. Hij had hierover al vaak tevergeefs aandacht gevraagd bij [C] . De e-mails die volgden op dit incident hadden ten doel om zijn meerderen (bijvoorbeeld de mail aan [F] , zie rov. 3.10) op de hoogte te stellen van zijn visie op de zaak en waarbij hij aandrong op een oplossing voor het door hem ervaren zakelijk verschil van inzicht met [C] . In plaats van dat Alliander zijn zakelijke zorgen bespreekbaar maakte, legde zij de focus uitsluitend op het aanspreken van [verzoeker] op de door hem gehanteerde toon waarna een officiële waarschuwing en schorsing volgden. Vervolgens moest hij kiezen tussen een vertrekregeling of een verbetertraject. [verzoeker] koos voor het verbetertraject, waarvan naast het verbeteren van zijn soft skills onderdeel was het herstellen van de relatie met [C] . Tijdens het verbetertraject, dat drie maanden in beslag nam, heeft hij (naast het spreken met een coach over het verbeteren van zijn soft skills) twee constructieve gesprekken met [C] gevoerd. In het eerste gesprek is in een open sfeer gesproken over emoties en de impact van het incident eind september 2018 op [C] , waarvoor [verzoeker] begrip heeft getoond. Dit gesprek eindigde in een fysieke omhelzing. In het tweede gesprek bevestigde [C] [verzoeker] dat het goed ging en [verzoeker] verkeerde in de veronderstelling dat de verhouding tussen hem en [C] (weer) in orde was. Het laatste evaluatiegesprek op 18 februari 2019 waarbij Alliander [verzoeker] te kennen gaf niet verder met hem te willen, kwam dan ook zeer onverwachts. Gelet op de complimenten die [verzoeker] over zijn vooruitgang had gekregen, de goede gesprekken die hij met [C] had gevoerd en het feit dat hij en [C] na het incident eind september 2018 nog vijf maanden zonder enig probleem met elkaar hebben samengewerkt maken duidelijk dat er van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding geen sprake is. Ook heeft Alliander onvoldoende inspanningen verricht om de (in haar ogen) ontstane verstoring in de arbeidsverhouding - de samenwerking tussen hem en [C] - te verbeteren. Zo heeft Alliander nooit voorgesteld een mediationtraject te starten tussen [verzoeker] en Alliander noch is op andere wijze een fundamenteel gesprek georganiseerd tussen hem en [C] gericht op verbetering van de onderlinge samenwerking. Het door Alliander opgestelde verbetertraject kon niet als een reëel instrument worden beschouwd om het vertrouwen van [C] terug te winnen, omdat reeds bij aanvang ervan [C] te kennen had gegeven dat het [verzoeker] niet zou lukken het geschade vertrouwen te herstellen. Overigens staat vast dat Alliander tot het incident in september 2018 geen aanleiding zag om een traject te starten om te komen tot verbetering van zijn soft skills.
Maar ook al zou er wel sprake zijn geweest van een verstoorde arbeidsverhouding, dan is het niet [verzoeker] maar Alliander geweest die (in overwegende mate) de verstoring heeft laten ontstaan en laten voortbestaan. [verzoeker] heeft Alliander om hulp gevraagd vanwege de problemen met het stagneren/in gevaar komen van de vergroeningsprojecten, maar werd daarin niet gehoord. Het incident eind september 2018 was bovendien niet van dien aard dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord raakte.
5.4
Alliander heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
5.5
Het hof heeft uit de over en weer gewisselde processtukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, geconstateerd dat partijen een geheel andere visie hebben over (de kwaliteit van) hun samenwerking. Het begint in wezen in februari/maart 2018 toen discussie ontstond tussen [B] (de leidinggevende van [verzoeker] ) en [verzoeker] over diens beoordeling over 2017 en [verzoeker] daartegen niet alleen bij [B] maar ook bij [C] in het geweer kwam. Hij accepteerde deze beoordeling (een all-over score van 2,9) niet. [verzoeker] heeft evenmin de beoordelingen uit 2014, 2015 en 2016 geaccepteerd. Nadat [verzoeker] [B] (naderhand gesteund door [C] ) tevergeefs had verzocht tot heroverweging van zijn beoordeling met betrekking tot 2017 over te gaan, ontspon zich een correspondentie waarin de rode draad was dat [verzoeker] zich als specialist vergroening een aparte status toedichtte in het kader waarvan hij meende een rechtstreeks mandaat van de raad van bestuur te hebben verkregen en hij op geen enkele wijze bereid was de opmerkingen van zijn leidinggevenden te accepteren (zie de e-mailberichten opgenomen in de producties 18-23 bij verweerschrift in het hoger beroep). Door het incident op 26 september 2018 en de naar aanleiding daarvan gestuurde e-mailberichten van 28 en 30 september 2018 van [verzoeker] aan [B] resp. [C] , is de relatie tussen [verzoeker] en [C] (en het vertrouwen van [C] in [verzoeker] ) tot een dieptepunt gedaald. Beide partijen hebben daarover ook ter zitting nog uitgebreid hun visie gegeven. Voormeld e-mailbericht van 28 september 2018 waarin [verzoeker] zich op niet mis te verstane wijze over de capaciteiten en integriteit van [C] had uitgelaten, heeft hij niet alleen cc aan twee collega’s, maar ook aan de directeur van het bedrijfsonderdeel Klant & Markt ( [F] ) en aan een lid van de raad van bestuur (Van Lieshout) gestuurd.
Anders dan [verzoeker] betoogt, is het hof van oordeel dat al vóór september/oktober 2018 sprake was van een situatie waarin het vertrouwen in [verzoeker] ernstig was beschadigd door de halsstarrige houding van [verzoeker] die keer op keer opmerkingen in beoordelingen over zijn gedrag en houding weigerde te accepteren en in feite geen beslissingen over prioriteiten en het besteden van middelen van zijn leidinggevenden accepteert omdat hij (ten onrechte) meent dat hij enkel rechtstreeks verantwoording aan de raad van bestuur (op grond van een afgesproken mandaat) hoeft af te leggen. [verzoeker] heeft zijn beoordelingen, weergegeven in rov. 3.5, weliswaar op die van 2013 na niet geaccordeerd, maar dat laat onverlet dat op het gebied van zijn attitude wel wat aan de hand was. De inhoud van die beoordelingen ten aanzien van zijn houding en gedrag vindt bevestiging in wat erna in 2018 heeft plaatsgevonden. Hoewel Alliander in oktober 2018 al tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] wilde overgaan, heeft zij ervoor gekozen om hem nog het alternatief van een verbetertraject aan te bieden teneinde hem in de gelegenheid te stellen om het vertrouwen terug te winnen. [C] heeft ter zitting uiteengezet dat het vertrouwen in [verzoeker] tijdens dat traject niet is teruggewonnen. In feite komt het erop neer dat [verzoeker] weliswaar zijn excuses aan [C] heeft aangeboden over wat hij in voornoemde correspondentie over hem heeft gezegd (hetgeen [verzoeker] ter zitting heeft herhaald), maar daarmee heeft hij [C] , die diep gekwetst was doordat hij tegenover zijn ‘meerderen’ als incapabel en niet-integer werd afgeschilderd, niet het gevoel kunnen geven dat hij ten volle beseft wat die e-mailberichten bij hem teweeg hebben gebracht. [verzoeker] keert ook nu nog steeds weer terug naar het ‘zakelijke’ verschil van inzicht over hoe met de vergroening moet worden omgegaan en hij schijnt niet in te zien dat de wijze waarop hij [C] (zijn leidinggevende) heeft bejegend, volstrekt onacceptabel is.
5.6
Het hof acht op grond van het bovenstaande voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een zodanige verstoorde verhouding dat van Alliander redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Alliander heeft [verzoeker] met het verbetertraject een reële kans gegeven om het vertrouwen terug te winnen, maar [verzoeker] is er niet in geslaagd [C] te overtuigen dat verdere samenwerking mogelijk was. Hoewel het beter zou zijn geweest als Alliander een mediationtraject had beproefd, acht het hof deze omissie niet zodanig dat Alliander daarmee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Ook overigens is de verstoorde verhouding, anders dan [verzoeker] stelt, gelet op het hiervoor overwogene niet (in overwegende mate) aan Alliander te wijten.
herplaatsingsverplichting
5.7
[verzoeker] stelt dat Alliander niet heeft voldaan aan het herplaatsingsvereiste. Het hof stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Volgens artikel 7:669 lid 1 BW is opzegging van de arbeidsovereenkomst, ook indien daarvoor een redelijke grond bestaat, slechts toegestaan indien herplaatsing binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Het ligt op de weg van de werkgever om te stellen - en zo nodig te bewijzen - dat hij heeft gedaan wat mogelijk was en in de rede lag om de werknemer te herplaatsen. Ten minste zal een op de persoon van de werknemer gerichte poging tot herplaatsing moeten worden gesteld. Gezien artikel 9 lid 2 van de Ontslagregeling moeten, indien een onderneming tot een concern behoort, bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is, mede arbeidsplaatsen in andere tot het concern behorende ondernemingen worden betrokken. Dit betekent dat Alliander dient aan te tonen dat zij heeft gedaan wat mogelijk was en in de rede lag om [verzoeker] te herplaatsen, niet alleen binnen het onderdeel van Alliander waar [verzoeker] laatstelijk werkzaam was, maar binnen haar gehele onderneming.
5.8
Volgens [verzoeker] heeft Alliander ten onrechte niet onderzocht of hij door een simpele verplaatsing binnen de organisatie, bijvoorbeeld door het verplaatsen van een rapportagelijn, werkzaam had kunnen blijven in zijn eigen functie. Omdat [C] een verstoring in de relatie met [verzoeker] ervoer, was dit een praktische oplossing geweest.
Alliander stelt zich daarentegen op het standpunt dat de relatie tussen Alliander en [verzoeker] is verstoord doordat [verzoeker] consequent en halsstarrig vasthoudt aan zijn eigen opvattingen over de wijze waarop hij zijn functie dient uit te oefenen, zijn positie in de organisatie (in zijn woorden: een bijzondere, specifieke en specialistische functie met een grote mate van autonomie) en het mandaat dat hem vanuit de raad van bestuur zou zijn verstrekt. Volgens Alliander accepteert [verzoeker] niet van zijn leidinggevenden dat zij een andere visie hebben op de wijze waarop hij zijn functie moet uitoefenen. Dat heeft niets van doen met de persoon van [C] . Een wijziging van leidinggevende zal dan ook niets veranderen aan de problemen tussen Alliander en [verzoeker] . Verplaatsing van de rapportagelijn zou enkel leiden tot verplaatsing van het probleem.
Verder heeft Alliander desgevraagd ter zitting toegelicht dat de expertise van [verzoeker] is gelegen in de vergroening en dat alleen de vestiging in Arnhem zich hiermee bezig houdt. Het heeft (had) dus geen zin om voor de herplaatsing van [verzoeker] naar andere vestigingen van Alliander te kijken. Ook managementfuncties zijn afgevallen omdat [verzoeker] daar niet voor is opgeleid en hij die zelf ook niet ambieert. Alliander heeft [verzoeker] nog een lijst verstrekt met vacante functies binnen Alliander, maar daarbij gezegd dat deze volgens haar niet passend zijn. Via een collega heeft [verzoeker] op een vrijgekomen positie bij Alliander gesolliciteerd, maar de voorkeur ging uit naar een andere sollicitant.
Al met al is het hof van oordeel dat Alliander, gelet op de specifiek inhoudelijke vaardigheden van [verzoeker] op het terrein van vergroening en zijn daardoor beperkte inzetbaarheid elders, voldoende heeft aangetoond dat zij heeft gedaan wat mogelijk was en in de rede lag om [verzoeker] te herplaatsen.
De gronden I en II falen dus. Gelet op hetgeen in rov. 5.6 is overwogen over het ontbreken van ernstig verwijtbaar handelen van de zijde van Alliander, faalt ook grief III. In het verlengde van het voorgaande zijn de gronden IV en V eveneens tevergeefs voorgesteld.
5.9
Bij deze stand van zaken kan behandeling van de d-grond achterwege blijven.
5.1
Nu [verzoeker] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, die indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden leiden, passeert het hof het door hem gedane bewijsaanbod.
5.11
De gronden zijn tevergeefs voorgesteld, zodat het beroep wordt verworpen. Het hof zal [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure in het hoger beroep, aan de zijde van Alliander te stellen op € 760,- voor griffierecht en op
€ 2.148,- voor salaris advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten x tarief II).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Alliander vastgesteld op € 760,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat volgens het liquidatietarief.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A. van Rossum, mr. M.P.C.J. van Bavel en
mr. P.L.R. Wefers Bettink en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.