Uitspraak
[appellant],
Univé,
1.1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
In overleg met partijen is besloten dat de comparitie niet op een later tijdstip zal worden gehouden, maar dat het hof de zaak op de gedingstukken zal afdoen.
- een (als akte aangemerkte) brief van de zijde van [appellant] (ter voorbereiding op de niet gehouden comparitie) met vier producties;
- een antwoordakte uitlating producties van de zijde van Univé.
2 De vaststaande feiten
In het door de politie opgemaakte proces-verbaal is vermeld dat de Fiat Croma licht beschadigd was (aan de voorzijde) en dat de Mercedes geen schade had.
Terwijl hij reeds stilstond, zag hij (hof: [appellant] ) de achteropkomende auto naderen, met een
a. Vanuit neurologisch oogpunt was betrokkene op 26.10.2001 het slachtoffer van een
- Op de vraag naar de klachten van [appellant] :
"
Betrokkene heeft bij het huidige onderzoek aangegeven in het bijzonder hinder te ondervinden van een chronische, permanente pijn diffuus in de nek en in de schoudergordel, reikend tot vlak onder de schouderbladen. Hij slaapt er slecht door en bovendien kan hij door deze klachten zijn werkzaamheden niet meer verrichten. De pijnen verergeren door
Op de vraag welke van deze klachten voor het ongeval bestonden of op enig moment ook
In de jaren voorafgaande aan het ongeval heeft betrokkene zeker klachten gehad van het bewegingsapparaat, onder meer van lage rugpijnen. In 1997 is hij daarvoor ook al behandeld door zijn huidige manueel Therapeut. Bestudering van het röntgendossier leert dat er in 1996 sprake moet zijn geweest van een traumatisch avulsiefractuurtje van de processus transversus L3 en ook L4 rechts, die verder nadien goed zijn genezen.
"
Betrokkene stelt forse beperkingen te ondervinden bij het verrichten van lichamelijk belastende bezigheden, zoals bij lang autorijden, bij reiken en zwaar tillen.Hierdoor kan hij in het bijzonder zijn werkzaamheden als eigenaar van een expertisebureau ten behoeve van parketten niet meer verrichten. Daarvoor was het immers noodzakelijk dat hij zeer veel autoreed. Hij voelt zich dus vooral beperkt bij de beroepsuitoefening.
De door hem aangegeven beperkingen zijn aannemelijk op grond van de aanwezigheid van een postwhiplashsyndroom en als zodanig te begrijpen als gevolg van het ongeval.
Vanuit een neurologisch oogpunt heeft hij geringe beperkingen bij het verrichten van lichamelijk zware, vooral nek- en schouderbelastende activiteiten, vooral wanneer deze lang volgehouden of chronisch herhaald moeten worden. Gedacht kan worden aan langdurig gebukt staan of boven schouderhoogte werken, maar ook aan heel lang zitten, staan en lopen en vooral aan zwaar tillen, sjouwen, duwen en trekken.Er kunnen ook belemmeringen zijn bij klimmen en klauteren.
"
Wij hebben geen bijzondere therapeutische suggesties. Het spreekt uiteraard vanzelf dat hij pogingen blijft doen om zijn algemene spierconditie te verbeteren dan wel op zijn minst te onderhouden.
niet meer volledig binnen de aangegeven mogelijkheden gerekend worden."
3.3 De vorderingen en de procedure in eerste aanleg
tussenvonnis van 3 oktober 2007heeft de rechtbank overwogen dat het om proceseconomische redenen aangewezen is om de deskundigen te vragen of zij bij hun conclusies blijven als veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de door Univé gestelde ongevalstoedracht, inhoudende dat terwijl [appellant] met een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur reed hij van achteren werd aangetikt door de achteropkomende auto die met nagenoeg dezelfde snelheid reed, waarbij de auto van [appellant] (met trekhaak) niet beschadigd is en de achteroprijdende auto lichte schade aan de bumper had. De rechtbank heeft in het tussenvonnis een deskundigenbericht gelast, de deskundigen benoemd en hun de hiervoor vermelde vraag voorgelegd.
"
De heer [appellant] , thans 56 jaar, was [in] 2001 het slachtoffer van een auto-ongeval waarbij hij in zijn oude Mercedes 250 TD aan de achterzijde is aangereden door een Fiat Croma. Het ongeval gebeurde op de A27 vanuit Utrecht richting Almere. In tegenstelling tot de suggestie dat hijzelf ten tijde van het ongeval dertig kilometer gereden zou hebben, benadrukt hij dat hij ten tijde van het ongeval stilstond, nadat hij achteraan in een file was aangesloten.
"
Zowel op orthopaedisch als op neurologisch terrein is er nog altijd sprake van een
"
De Rechtbank heeft ons verzocht om bij de bepaling van de ongevalstoedracht uit te gaan van het gegeven dat ten tijde van het ongeval de beide auto’s met ongeveer gelijke lage snelheid gereden moeten hebben, zodat bij het ongeval betrokkene slechts heel zacht door de
tussenvonnis van 22 april 2009heeft de rechtbank overwogen dat de deskundigen zich niet aan hun opdracht hebben gehouden waardoor hun onderzoek niet ter zake dienend is en heeft zij een comparitie van partijen gelast om “de verdere gang van zaken” met partijen te bespreken.
tussenvonnis van 27 januari 2010overwogen dat er - gelet op het feit dat vaststaat dat een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij de auto van [appellant] van achteren is aangereden, de achteroprijdende auto licht is beschadigd, [appellant] met een ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd en de door de deskundigen als reëel beoordeelde pijnklachten van [appellant] niet ongebruikelijk zijn na een aanrijding - voorshands vanuit moet worden gegaan dat sprake is van causaal verband tussen de pijnklachten van [appellant] en de aanrijding. Univé mag desgewenst tegenbewijs leveren door aannemelijk te maken dat de pijnklachten (in het geheel) geen gevolg kunnen zijn van de aanrijding.
De rechtbank is op voorhand ingegaan op de schade van [appellant] . Zij heeft in dat verband overwogen dat uitgegaan moet worden van een hypothetisch inkomen zonder ongeval van
€ 12.786,- bruto per jaar, € 11.500,- netto, het inkomen dat [appellant] in 2001 heeft genoten. Voor het feitelijk inkomen gaat de rechtbank uit van het inkomen van [appellant] als berekend in het rapport van [E] . Verder gaat de rechtbank uit van een smartengeld van € 4.000,- , van medische kosten en dergelijke van € 2.000,- en buitengerechtelijke kosten van € 1.122,30.
eindvonnis van 18 juli 2012heeft de rechtbank vastgesteld dat Univé heeft afgezien van het leveren van tegenbewijs. De rechtbank heeft Univé veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 27.007,30 (rekening houdend met het betaalde voorschot), te vermeerderen met wettelijke rente (de rechtbank hanteert verschillende ingangsdata). Ook heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Univé gehouden is de WAZ/WAO-uitkering van [appellant] aan te vullen indien deze uitkering wordt ingetrokken of verlaagd als gevolg van een stelselwijziging en heeft zij Univé veroordeeld een fiscale garantie aan [appellant] af te geven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.
4.4 De wijziging van eis
5.5 De grieven
de grieven 1 tot en met 3 in principaal appelkomt [appellant] op tegen diverse aspecten van het oordeel van de rechtbank in de tussenvonnissen van 3 oktober 2007, 22 april 2009 en 27 januari 2010 betreffende het causaal verband. Ook
grief 1 in incidenteel appelvan Univé betreft het oordeel van de rechtbank betreffende het causaal verband, in dit geval in de tussenvonnissen van 22 april 2009 en 27 januari 2010.
5.4 [appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij schade lijdt ten gevolge van lichamelijke klachten - kort gezegd chronische pijnklachten in de nek en schouder - die door het ongeval zijn ontstaan. Univé heeft het bestaan van deze klachten niet bestreden, maar heeft wel bestreden dat sprake is van causaal verband tussen deze klachten en het ongeval.
5.10 In het licht van deze kritiek van Univé is het alleszins begrijpelijk dat de rechtbank de deskundigen heeft gevraagd zich uit te laten over de vraag of hun conclusies over het verband tussen het ongeval en de klachten van [appellant] ook van toepassing zijn in de (veronderstelde) situatie dat de toedracht van het ongeval overeenkwam met de door Univé gestelde toedracht, een botsing waarin beide auto’s ongeveer dezelfde snelheid hadden (ca. 30 kilometer per uur) en slechts sprake was van lichte schade aan de achterste auto. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank op dit punt in het tussenvonnis van
II. indien geen sprake is geweest van een botsing met een toedracht zoals door de deskundigen beschreven, kan niet worden uitgegaan van de bevindingen van de deskundigen. In dat geval moet worden nagegaan of ook bij de door Univé geschetste toedracht kan worden vastgesteld dat aan de hiervoor als 2 en 3 onderscheiden voorwaarden is voldaan. Bij het antwoord op die vraag kunnen de bevindingen van de deskundigen wel een rol spelen voor zover deze niet ook (indirect) relevant zijn voor een ongeval met de door Univé beschreven toedracht.
Het hof zal beide situaties bespreken.
ongeveer30 kilometer per uur reden. Univé heeft ook niet gesteld dat de auto’s exact dezelfde snelheid hadden, zoals de deskundigen de aan hen gestelde vraag (ten onrechte) hebben opgevat. In een situatie waarin twee auto’s ongeveer 30 kilometer per uur rijden, dus niet exact even snel, is het uiteraard wel mogelijk dat ze elkaar raken en dat, zoals Univé stelt dat is gebeurd, de achterste auto de voorste auto “zacht aantikt”.
De argumenten van [appellant] - dat hij is overgebracht naar het ziekenhuis, dat ook zijn auto schade had - en wat de deskundigen te berde hebben gebracht, leggen niet meer gewicht in de schaal dan de argumenten van Univé. Het hof merkt in dit verband op dat de deskundigen op het punt van de ongevalstoedracht, zoals gezegd, niet als deskundigen hebben te gelden en dat de hunnerzijds gestelde kennis over de situatie ter plaatse van het ongeval niet uitsluit dat beide auto’s ongeveer dertig kilometer per uur hebben gereden; in een file wordt immers niet alleen stilgestaan, maar ook langzaam gereden.
sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [appellant] . Bij deze toedracht is sprake van een geringe Delta v (van ongeveer 5, hooguit 10 kilometer per uur).
Het artikel van prof. Wisman is in lijn met wat de deskundigen in de beschouwing van hun aanvullend rapport hebben geschreven over een studie waarop Univé zich heeft beroepen en waarin is aangegeven dat bij een Delta v van minder dan 15 kilometer per uur geen letsel behoeft te worden verwacht. De deskundigen hebben daarover geschreven:
“
Wat betreft deze conclusie kan hooguit gesproken worden van een richtinggevende waarde,
“Aangezien het op grond van het bovenstaande volstrekt onmogelijk is geweest dat de beide
grieven 4 tot en met 7, die betrekking hebben op verschillende schadeposten, en de vermeerderde vordering bezegeld. Deze grieven en vorderingen zijn alle gebaseerd op de stelling dat bij [appellant] sprake is van langdurige pijnklachten die het gevolg zijn van het ongeval. Omdat daar niet van kan worden uitgegaan, kan er ook niet van worden uitgegaan dat de door [appellant] gestelde schade, zo die al voldoende aannemelijk is gemaakt, in causaal verband staat tot het ongeval, althans tot een hoger bedrag dan het door Univé betaalde voorschot van € 50.000,-.
grief 2 in incidenteel appel, waarin Univé zich keert tegen de toewijzing door de rechtbank van een bedrag van € 27.007,30 slaagt. De vordering van Univé tot terugbetaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2012, is toewijsbaar.
6.6 De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- € 4.836,- aan verschotten en € 5.878,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in hoger beroep;