In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de draagkracht van beide ouders. De man, verzoeker in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de kinderalimentatie voor de kinderen was vastgesteld op € 556,- per kind per maand. De man betwistte de hoogte van de behoefte van de kinderen, zijn eigen draagkracht en die van de vrouw, en het ontbreken van een draagkrachtvergelijking. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben en dat de man directeur-grootaandeelhouder is van een akkerbouwbedrijf, terwijl hij ook een eenmanszaak heeft. Het hof heeft geoordeeld dat de man voldoende onderbouwd heeft dat de winsten uit de eenmanszaak niet ter beschikking stonden voor het gezin, en heeft daarom alleen rekening gehouden met zijn DGA-salaris voor de berekening van de behoefte van de kinderen. De vrouw heeft een lager inkomen en het hof heeft vastgesteld dat haar draagkracht minimaal is. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man € 327,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen, met een indexering per 1 januari 2020.