In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, die in geschil is over de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De belanghebbende, die zich niet als 'natuurlijk persoon' beschouwt, heeft een aanslag ontvangen die is gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 163. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof.
Tijdens de zitting op 23 januari 2020 heeft belanghebbende verzocht om wraking van de raadsheren, wat werd afgewezen. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting voortgezet op 13 juli 2020, waar belanghebbende zijn standpunt heeft toegelicht. De belanghebbende stelt dat hij niet belastingplichtig is, omdat hij niet als 'natuurlijk persoon' kan worden aangemerkt volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag is voor het door belanghebbende bepleite onderscheid tussen een 'mens van vlees en bloed' en een 'natuurlijk persoon'. Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt dat de belastingrechter alleen bevoegd is om de juistheid van opgelegde aanslagen te beoordelen en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende zijn om de aanslag te betwisten. Het Hof heeft geen redenen gezien om het griffierecht te vergoeden of om de inspecteur in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.