ECLI:NL:GHARL:2020:5562

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
200.256.757/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot rekening en verantwoording binnen een nauwe familierelatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de verplichting van een vader om rekening en verantwoording af te leggen aan zijn zoon, die gediagnosticeerd is met een autisme spectrum stoornis. De zoon, geboren in 1995, ontving sinds zijn achttiende een Wajong-uitkering en had een bankrekening waarop hij ook zorgtoeslag ontving. De vader had een volmacht om over deze bankrekening te beschikken. De zoon vorderde in eerste aanleg dat de vader werd veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording, en tot schadevergoeding wegens onrechtmatige onttrekkingen aan zijn bankrekening. De rechtbank wees de vorderingen van de zoon af, omdat zij oordeelde dat de vader meer voor de zoon had uitgegeven dan de zoon aan inkomen ontving, waardoor er geen schade was.

In hoger beroep heeft het hof de zaak thematisch besproken. Het hof oordeelde dat de vader, gezien de nauwe familierelatie, verplicht was om rekening en verantwoording af te leggen. Echter, het hof concludeerde dat de vader aan deze verplichting had voldaan door regelmatig de financiën met zijn zoon te bespreken en dat de zoon toegang had tot zijn bankafschriften. De vordering tot schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat het hof niet kon vaststellen dat de vader de zoon had benadeeld. De zoon had in de relevante periode meer vaste lasten dan inkomen, en de vader had hem bovendien wekelijks leefgeld gegeven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.256.757/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 121647)
arrest van 14 juli 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
de zoon,
advocaat: mr. M. Schuring, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de vader,
advocaat: mr. D. van der Wijk, kantoorhoudend te Roden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 13 augustus 2019 heeft op 23 juni 2020 via Skype een digitale comparitie van partijen plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd. Hierna hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De feiten

2.1
De zoon is geboren [in] 1995. Sinds zijn achttiende verjaardag ontvangt hij een Wajong-uitkering. In de jaren 2013 tot en met 2017 ontving hij die op zijn bankrekening met rekeningnummer [00000] (hierna: de bankrekening). In deze jaren ontving de zoon ook voorschotten op de zorgtoeslag op de bankrekening.
2.2
De zoon is gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis.
2.3
Per 17 oktober 2013 heeft de zoon de vader een volmacht gegeven om te beschikken over de tegoeden op zijn bankrekening.
2.4
De zoon woonde tot augustus 2014 bij de vader. In augustus 2014 heeft de vader op eigen naam ten behoeve van de zoon een woning aan de Mandedijk 12 in [A] gehuurd. De zoon is hier gaan wonen, aanvankelijk alleen en later met zijn vriendin.
2.5
De vader heeft van de bankrekening betalingen ten behoeve van de zoon maar ook ten behoeve van zichzelf verricht.
3.
De vorderingen in de procedure bij de rechtbank en de beslissing van de rechtbank daarop
3.1
De zoon heeft, na vermeerdering van eis, bij de rechtbank gevorderd dat de vader wordt veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en tot betaling van € 24.988,16 vanwege onrechtmatige onttrekkingen aan zijn bankrekening en € 2.790,39 aan schadevergoeding wegens te late betalingen of betalingen ten behoeve van derden, beide te vermeerderen met wettelijke rente. Verder vorderde de zoon betaling van de proceskosten. De vader heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de zoon en diens veroordeling in de proceskosten.
3.2
De rechtbank heeft overwogen dat de vader meer ten behoeve van de zoon heeft uitgegeven dan de zoon aan inkomen ontving, zodat de zoon geen schade heeft geleden. Onder die omstandigheden heeft de zoon naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij een antwoord op de vraag of de vader verplicht is aan de zoon rekening en verantwoording af te leggen. De gevorderde schadevergoeding is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de vorderingen van de zoon afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
In deze zaak gaat het in de kern om het volgende. De vader heeft de zoon tot juli 2017 geholpen met zijn financiën. De zoon stelt dat de vader in deze tijd uitgaven heeft gedaan van de rekening van de zoon ten behoeve van zichzelf en derden, en dat de vader zijn zoon nadien met forse schulden heeft laten zitten. De zoon wil dat de vader rekening en verantwoording aflegt, zodat de zoon op grond daarvan nader kan bepalen in welke mate de vader hem benadeeld heeft. Daarnaast stelt de zoon door het handelen van de vader schade te hebben geleden, die hij vergoed wil zien. Het hof zal de stellingen van de zoon, die in twaalf grieven hebben geresulteerd, hierna thematisch bespreken.
Rekening en verantwoording
4.2
Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (vgl. onder meer HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1561). Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd, zoals gemeenschap, opdracht of zaakwaarneming. Voor het overige is het antwoord op de vraag of een zodanige verantwoording geboden is, sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die in dit verband een rol kunnen spelen zijn onder meer: (1) de redenen waarom het beheer is gevoerd, (2) de verhouding die bestond tussen degene die het beheer voerde en de rechthebbende, (3) hetgeen in de relatie tussen partijen of in soortgelijke gevallen gebruikelijk is of was, (4) de mate waarin degene die het beheer voerde, zelfstandig kon en mocht handelen, en (5) de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen (HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089).
4.3
Gelet op de hiervoor genoemde gezichtspunten dient in het onderhavige geval aangenomen te worden dat de vader in zijn relatie tot de zoon tot het doen van rekening en verantwoording gehouden was.
4.4
De wijze waarop rekening en verantwoording dient te worden afgelegd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van de aard van de relatie tussen beide partijen. In dit geval is sprake van een nauwe familierelatie, waarin de vader geldzaken regelde voor de zoon. Het ligt voor de hand dat in een dergelijke relatie geen kwitanties worden verstrekt, geen bonnetjes worden afgetekend en niet steeds tot op de cent nauwkeurig wordt afgerekend. In zo’n geval kunnen aan de door de vader af te leggen rekening en verantwoording dan ook geen al te hoge eisen worden gesteld (vgl. hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2491). Tegen deze achtergrond geldt het volgende.
4.5
De vader heeft aangevoerd dat hij maandelijks met de zoon achter de computer zijn financiën doornam en met hem besprak welke transacties werden gedaan. De zoon beschikte daarnaast over een eigen bankpas en had toegang tot zijn bankafschriften. De zoon heeft erkend dat hij op regelmatige basis zijn financiën met zijn vader doornam. Daarmee heeft de vader onder de gegeven omstandigheden voldoende rekening en verantwoording afgelegd. Door de zoon is namelijk niet weersproken dat hij de beschikking had over een eigen bankpas. Die gaf hem toegang tot de bankafschriften waarop te zien is waaraan de binnengekomen gelden zijn besteed. De vader kon er in die situatie mee volstaan regelmatig de financiën met zijn zoon te bespreken. In het licht van dit alles is het hof van oordeel dat de vader aan zijn verplichtingen ter zake van het doen van rekening en verantwoording aan de zoon heeft voldaan. De vordering van de zoon tot het doen van rekening en verantwoording zal daarom worden afgewezen.
Schadevergoeding
4.6
Ook de vordering van de zoon tot schadevergoeding wijst het hof niet toe. Uit de overgelegde en ter zitting besproken gegevens kan het hof - evenals de rechtbank - niet tot een andere conclusie komen dan dat de vader de zoon niet heeft benadeeld. In de door beide partijen als relevant aangemerkte periode september 2014 tot en met juni 2017 heeft de zoon een totaalinkomen, bestaande uit een Wajonguitkering en zorgtoeslag, van € 25.544,65 ontvangen. De zoon heeft gesteld dat zijn vaste lasten (bestaande uit huur, Essent, water, ziektekosten gemeentelijke heffingen en Ziggo) in deze periode € 27.936,- bedroegen. Nu alleen de door de zoon zelf aangevoerde vaste lasten al hoger zijn geweest dan zijn inkomen in dezelfde periode, kan niet worden geconcludeerd dat zijn vader hem benadeeld heeft. Daarnaast is ter zitting in hoger beroep nog vast komen te staan dat de zoon elke week € 50,- leefgeld van de vader kreeg. Dat de vader, zoals hij zelf ook heeft toegegeven, rommelig is geweest en de betalingen ten behoeve van de zoon en ten behoeve van zichzelf door elkaar heeft laten lopen, kan dit niet anders maken. Vaststaat dat de vader meer voor de zoon heeft betaald dan het inkomen van de zoon toeliet en daarmee ook dat de zoon geen schade door het handelen van de vader heeft geleden. Tot slot merkt het hof op dat de zoon ter zitting ook niet heeft kunnen uitleggen welke schulden hij thans heeft en hoe deze zijn ontstaan.
4.7
Voor zover de zoon ter zitting in hoger beroep nog heeft gesteld dat de vader hem had moeten waarschuwen geen huis te huren dat hij gelet op zijn inkomen niet kon betalen, gaat het hof hieraan voorbij. Nog daargelaten of onder de omstandigheden van het onderhavige geval op de vader een dergelijke waarschuwingsplicht rustte, betreft dit een nieuwe grief die in dit stadium van de procedure tardief en in strijd met een goede procesorde is, nu de vader niet meer in de gelegenheid is geweest daarop te reageren.
4.8
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen van de zoon terecht afgewezen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Gelet op de familierelatie tussen partijen zal het hof ook in hoger beroep de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland in Assen van
20 februari 2019 en compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. K.M. Makkinga en mr. P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, uitgesproken op dinsdag
14 juli 2020.