ECLI:NL:GHARL:2020:5526

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
TBS P20/0050
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na toegenomen recidiverisico en onvoldoende medewerking aan voorwaarden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de afwijzing van de rechtbank Amsterdam om de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde te verlengen. De rechtbank had op 14 januari 2020 de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar afgewezen. Het hof heeft de zaak behandeld op 9 juli 2020 en constateert dat het recidiverisico na de zitting van de rechtbank is toegenomen. De terbeschikkinggestelde heeft onvoldoende meegewerkt aan de voorwaarden van zijn terbeschikkingstelling, waaronder het gebruik van verdovende middelen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit vereisen. Het hof heeft daarbij gelet op de adviezen van de reclassering en psychiater, die een hoog recidiverisico inschatten. De terbeschikkinggestelde heeft meerdere keren positief getest op cocaïne en heeft zich niet aan de gemaakte afspraken gehouden. De situatie is verslechterd, wat leidt tot de conclusie dat een verlenging van de maatregel met een jaar niet zinvol is. Het hof heeft daarom besloten tot een verlenging van twee jaar, zodat er meer tijd is voor behandeling en onderzoek naar de mogelijkheden van voortzetting van de verpleging van overheidswege.

Uitspraak

TBS P20/0050
Beslissing d.d. 9 juli 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
verblijvende in [detentie] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2020, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar, alsmede tot wijziging van de voorwaarden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het processen-verbaal van het onderzoek ter zitting in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 27 januari 2020;
- de memorie van appel van de officier van justitie van 7 februari 2020;
- de aanvullende informatie van [naam instelling 1]
(hierna: de reclassering)van 1 april 2020 met daarbij gevoegd de aanvullende informatie van de reclassering van
17 februari 2020 en 9 maart 2020;
- de aanvullende informatie van de reclassering van 12 juni 2020;
- de pleitnota van de raadsvrouw, ter zitting aan het hof overgelegd.
Het hof heeft ter zitting van 25 juni 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal
mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het advies van 1 april 2020 van de reclassering
De terbeschikkinggestelde heeft onvoldoende meegewerkt aan de voorwaarden. Hij is verschillende keren positief bevonden op cocaïnegebruik, waarna hij een waarschuwing heeft gehad en is aangemeld bij [naam instelling 2] voor ambulante verslavingsbehandeling. Daar heeft hij de deskundigheid van de behandelaar gediskwalificeerd en is hij teruggevallen in gebruik. Na een time-outplaatsing bij Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [naam kliniek] mocht hij onder voorwaarden, waaronder een hernieuwde aanmelding bij [naam instelling 2] , terugkeren naar de Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen (RIBW) [naam instelling 3] . De motivatie is afgenomen waarna een aantal motivatiegesprekken heeft plaatsgevonden. Wederom heeft de terbeschikkinggestelde de deskundigheid van de behandelaar gediskwalificeerd. Daarnaast heeft de partner van de terbeschikkinggestelde, waar hij inmiddels voor het overgrote deel verbleef, melding gedaan van mishandeling van haarzelf en haar dochter. Tevens zou hij onder invloed zijn geweest van verdovende middelen en alcohol en meerdere spullen in de woning hebben vernield. De terbeschikkinggestelde is hierop in verzekering gesteld. Hij heeft de mishandelingen en het middelengebruik ontkend. Hij heeft wel de vernielingen toegegeven. De relatie met zijn partner is vervolgens verbroken. De vordering hervatting van de verpleging van overheidswege heeft de rechtbank op 26 maart 2020 toegewezen. RIBW [naam instelling 3] en [naam instelling 2] hebben laten weten dat zij de zorgovereenkomsten met de terbeschikkinggestelde hebben beëindigd. De terbeschikkinggestelde heeft zich niet begeleidbaar opgesteld en zich niet aan de gemaakte afspraken gehouden. De reclassering heeft geadviseerd de maatregel te verlengen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ten tijde van de zitting bij de rechtbank heeft de reclassering geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van een jaar. Daarnaast heeft psychiater [naam] ter zitting geadviseerd de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, omdat er nog steeds een bepaald risico bestaat. De rechtbank heeft de vordering desondanks afgewezen. Volgens de rechtbank zal de nog steeds aanwezige zucht naar cocaïne in stressvolle omstandigheden niet verdwijnen. De terbeschikkinggestelde is bij zijn partner gaan wonen, waar het uiteindelijk helemaal mis is gegaan. Er zijn meerdere incidenten geweest en de terbeschikkinggestelde heeft de voorwaarden overtreden. Hij is hierdoor niet alleen zijn woonplek bij zijn ex-partner kwijt, ook de begeleiding door RIBW [naam instelling 3] en [naam instelling 2] zijn weggevallen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak waarvan beroep en de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde heeft twee terugvallen in middelengebruik gehad. Hij heeft hier zelf melding van gemaakt. De vernielingen in het huis van zijn ex-partner zijn te wijten aan het manipulatieve gedrag van de dochter van zijn ex-partner. De situatie is geëscaleerd waarna hij een televisietoestel en een deurtje in de woonkamer heeft vernield. Hij heeft hier spijt van en beseft dat hij eigenlijk weg had moeten lopen.
Zijn gebruik van verdovende middelen zal altijd een probleem blijven. Hij heeft zich weer aangemeld voor begeleiding bij [naam instelling 2] . Daarnaast moet hij voor zijn moeder zorgen die 75 jaar oud is. Bij haar kan hij ook wonen. Hij kan weer aan het werk bij zijn oude werkgever als glazenwasser. Een hervatting van de verpleging van overheidswege, zoals ook is gelast, zal hem weinig baten. Het enige waar hij profijt van zou kunnen hebben, is van een verblijf in een afkickkliniek.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen en de vordering tot verlenging van de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht de terbeschikkingstelling met de duur van een jaar te verlengen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Bij arrest van 7 oktober 2009 heeft het gerechtshof Amsterdam aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd ter zake van afpersing, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een lichte verstandelijke beperking, een stoornis in alcoholgebruik, in een gereguleerde omgeving, stoornis in het gebruik van cocaïne, ernstig, in een gereguleerde omgeving en narcistische en antisociale kenmerken in de persoonlijkheid.
Psychiater [naam] komt in haar rapportage van 19 juli 2019 uit op een laag recidiverisico. Zij achtte toen de terbeschikkinggestelde voldoende gestabiliseerd, met daarbij gunstige levensomstandigheden, zodat zij toen de maatregel niet meer nodig vond, mits op de zitting zou blijken dat hij in de periode tot de zitting stabiel zou hebben gefunctioneerd. Ter zitting van de rechtbank heeft de deskundige geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde die periode niet stabiel heeft gefunctioneerd en dat hij ondersteuning nodig heeft en zijn zucht onder ogen moet zien. Nu er weer sprake was van middelengebruik achtte zij voortzetting van de maatregel nodig.
De reclassering schat in haar rapportage van 20 april 2020 het risico in als hoog.
Het hof komt tot de conclusie dat het recidiverisico in een stabiele situatie weliswaar laag is maar dat, nu daarvan geen sprake is en die situatie na de zitting van de rechtbank alleen maar is verslechterd, het recidiverisico onvoldoende is afgenomen.
Verlenging
Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel.
In september 2018 heeft de reclassering geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen, zodat een geleidelijke uitstroom naar volledig samenwonen van de terbeschikkinggestelde met zijn partner kon worden bewerkstelligd. Ter zitting van de rechtbank op 14 januari 2020 heeft de reclassering geadviseerd de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Ook psychiater [naam] heeft, zoals zojuist overwogen, geadviseerd de maatregel te verlengen met een jaar.
Het hof constateert dat geen sprake is van een stabiel functioneren, dat de beschermende factoren zijn weggevallen en dat de terbeschikkinggestelde is teruggevallen in middelengebruik. De terbeschikkinggestelde kan blijkens de rapportages van psychiater [naam] en de reclassering moeilijk omgaan met spanningen en met zijn zucht naar verdovende middelen. Het hof heeft tegelijk met dit hoger beroep het hoger beroep behandeld tegen de beslissing van de rechtbank van 26 maart 2020 tot hervatting van de verpleging van overheidswege. In die zaak zal het hof tegelijk met de beslissing in deze zaak bij tussenbeslissing de reclassering opdragen nader de mogelijkheden van voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met een opname in een forensische verslavingskliniek te onderzoeken, zodat het hof de uitkomst daarvan kan betrekken in de vraag of tot hervatting van de verpleging van overheidswege moet worden overgegaan. Tegen de tijd van de nadere zitting van het hof in die zaak zal vrijwel een jaar zijn verlopen sinds de expiratiedatum van de maatregel, voorafgaande aan de onderhavige verlenging. Verlenging van de maatregel met een jaar is in dat licht niet zinvol. Het hof heeft bovendien als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren.
Het hof zal daarom de terbeschikkingstelling verlengen met twee jaar.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Verlengtde voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. P.K.J. Ronhaar en drs. E.L.M. Klein Haneveld als raden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.G. Nijenhuis als griffier,
en op 9 juli 2020 in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.Deze beslissing is op 15 juli 2020 door de voorzitter en de griffier ondertekend, zijnde de anderen buiten staat, en vervangt de eerdere beslissing van 9 juli 2020.