Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven van CvB met producties;
- de memorie van antwoord van Timli met producties;
- het schriftelijk pleidooi met wederzijdse pleitnotities.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Centrum voor Bedrijfsopvolging B.V. (CvB) tegen Timli B.V. over een bemiddelingsovereenkomst. CvB vordert een verklaring voor recht dat Timli het exclusiviteitsbeding in de overeenkomst heeft geschonden, waardoor zij gehouden zou zijn een succesfee te betalen. De rechtbank heeft de vorderingen van CvB afgewezen, wat CvB in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat CvB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schending van het exclusiviteitsbeding. Timli heeft betoogd dat zij CvB niet buiten spel heeft gezet, aangezien haar accountant betrokken was bij de onderhandelingen met de koper. Het hof concludeert dat CvB niet heeft aangetoond dat Timli een opdracht heeft gegeven die in strijd is met de exclusiviteit. De subsidiaire vordering van CvB voor een redelijke vergoeding voor gewerkte uren wordt eveneens afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat CvB niet in staat is gesteld om 'cure' te bewerkstelligen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt CvB in de kosten van het hoger beroep.