In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een 17-jarige jongen, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige], verzoekers in hoger beroep, hebben bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 9 januari 2020 de ondertoezichtstelling had uitgesproken. De ouders zijn van mening dat de hulpverlening die tot nu toe is geboden niet effectief is geweest en verzoeken het hof om de beschikking te vernietigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige]. Hij ervaart problemen in de thuissituatie, voelt zich niet gehoord en gezien, en de relatie met zijn ouders is ernstig verstoord. De school heeft ook zorgen geuit over zijn ontwikkeling en heeft een zorgmelding gedaan. Ondanks de inspanningen van de ouders om hulp te organiseren, is er geen adequate hulpverlening tot stand gekomen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke hulp voor [de minderjarige] te organiseren en dat er een risico bestaat dat zijn ontwikkeling verder stagneert.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat het van mening is dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de impasse te doorbreken en [de minderjarige] de hulp te bieden die hij nodig heeft. Het hof heeft de ouders aangespoord om open te staan voor verschillende hulpverleningstrajecten en niet alleen te focussen op één specifieke instelling. De beslissing van het hof is genomen in het belang van [de minderjarige], die al te lang in een zorgelijke situatie verkeert.