In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1955 en woonachtig te [adres 1], was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling tot een voorwaardelijke taakstraf van veertig uren, te vervangen door twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de gezamenlijke woning van de verdachte en haar echtgenoot, [medeverdachte]. De verdachte heeft de aanwezigheid van de kwekerij in de woning geaccepteerd, wat leidde tot de beschuldiging van medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
Het hof heeft vastgesteld dat de politie rechtmatig de woning is binnengetreden, omdat de echtgenoot van de verdachte toestemming had gegeven voor het binnentreden. Dit gebeurde naar aanleiding van een melding over een sterke hennepgeur. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar het hof oordeelde dat de toestemming van de echtgenoot voldoende was om de rechtmatigheid van het binnentreden te waarborgen. De verdachte was zich bewust van de hennepkwekerij en had deze geaccepteerd, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een taakstraf op van dertig uren, te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen en het verlies van de woning.