Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
[D] .
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
De beschermingsbewindvoerder heeft [appellante] op 26 februari 2020 aangemeld bij JobHulpMaatje Utrecht.
Bij besluit van 12 december 2019 heeft het UWV [appellante] meegedeeld dat zij geen WAO-uitkering krijgt, omdat, kort gezegd, volgens de verzekeringsarts geen sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na 22 augustus 2005.
3.3 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante] zich onvoldoende heeft gehouden aan de uit die regeling voortvloeiende sollicitatieplicht en zij een boedelachterstand van € 1.142 heeft laten ontstaan.
Ten aanzien van de sollicitatieplicht heeft de rechtbank overwogen dat [appellante]
Dat [appellante] naar zij heeft gesteld, pas in een later stadium, namelijk vanaf het besluit van het UWV op 12 december 2019, duidelijk is geworden wat van haar ten aanzien van deze verplichting precies werd verwacht (en daar inmiddels ook uitvoering aan geeft), is naar het oordeel van het hof op goede gronden weersproken door de bewindvoerder. Mede in aanmerking genomen het in het verleden door [appellante] gevolgde schuldsaneringstraject, kan zij zich met alle haar aangereikte informatie bij gelegenheid van de toelatingszitting, het huisbezoek van de bewindvoerder en de door deze aan haar gestuurde correspondentie, niet verschuilen achter onbekendheid of onwetendheid met de voor haar geldende regels op het punt van de sollicitatieplicht. Gelet hierop levert de tekortkoming in de sollicitatieplicht op zichzelf voldoende grond op om de regeling van [appellante] tussentijds te beëindigen, zoals de rechtbank ook heeft gedaan.
heeft inmiddels hulp gezocht en gevonden bij JobHulpMaatje, die haar zal ondersteunen bij het solliciteren. Ter overbrugging van de afstand tot de arbeidsmarkt gaat zij drie uur per week als vrijwilligster in de catering van een verzorgingstehuis werken, met (volgens [appellante] ) uitzicht op een (vaste) baan in de schoonmaak van dat tehuis.
Daarnaast heeft [appellante] stappen gezet om haar psychische situatie te verbeteren: zij heeft op frequente basis gesprekken met een praktijkondersteuner van haar huisarts en staat nu ook onder behandeling van een (Turks sprekende) psycholoog.
Deze ontwikkelingen tonen aan dat [appellante] stappen heeft gezet om te proberen de schuldsanering tot een goed einde te brengen en bieden ook betere waarborgen voor de nakoming van haar verplichtingen in de schuldsaneringsregeling. Daarom zal zij in de gelegenheid worden gesteld die regeling alsnog tot een goed einde te brengen.
Van de door de rechtbank aan de eindafrekening van Essent gerelateerde boedelachterstand is in hoger beroep niet gebleken. Uitgaande van de juistheid van de ter zitting verstrekte nadere informatie van de zijde van [appellante] - kort gezegd stelt zij dat de vordering van Essent was voldaan vóór datum van haar toelating tot de schuldsaneringsregeling - is er sprake van een misverstand en deelt het hof het standpunt van de bewindvoerder dat in dat geval van een boedelachterstand geen sprake is.
Dit laatste gaat ook op voor de tijdens de schuldsaneringsregeling ontstane schuld aan de belastingdienst (teruggevorderde huurtoeslag over 2019 in verband met een bij [appellante] inwonende meerderjarige dochter). Hiervoor geldt in de eerste plaats dat volgens de ter zitting gegeven toelichting van de bewindvoerder de belastingdienst haar heeft bericht dat deze schuld niet bij [appellante] zal worden geïnd en in de tweede plaats dat volgens de beschermingsbewindvoerder een bedrag is gereserveerd dat volgende maand toereikend zal zijn om die vordering te voldoen, mocht dat (toch) op enig moment gevraagd worden.