In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het voornemen van de Minister van Justitie en Veiligheid om een veroordelend vonnis ter tenuitvoerlegging naar het Verenigd Koninkrijk te zenden. De veroordeelde, die in Nederland ongewenst is verklaard, is in 2017 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag. De veroordeelde heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen beslissing van de Minister, waarbij hij aanvoert dat zijn resocialisatie in het Verenigd Koninkrijk niet mogelijk is en dat de detentieomstandigheden daar onmenselijk kunnen zijn, vooral in het licht van de COVID-19 pandemie. Het hof heeft de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. D.M.P. van Eijsden, gehoord en heeft geconcludeerd dat de Minister in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke voorwaarden voor toezending van de rechterlijke uitspraak aan het Verenigd Koninkrijk zijn vervuld en dat er geen sterke aanwijzingen zijn dat de veroordeelde in het Verenigd Koninkrijk een reëel gevaar loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. Het hof heeft het bezwaar van de veroordeelde ongegrond verklaard.