Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
- [C] voor een bedrag van € 3.642.031,33;
- ING Bank voor een bedrag van € 68.445,29;
- ING Bank voor een bedrag van € 50.000,--;
- Hypocasso voor een bedrag van € 18.172,52;
- Rabobank Bijzonder Beheer voor een bedrag van € 22.782,08.
- [E] B.V. (enig aandeelhouder en bestuurder [appellant] );
- [D] B.V. (enig aandeelhouder en bestuurder [E] B.V.);
€ 4.800,-- (ex artikel 358 lid 4 sub a Fw), die aan toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg zou hebben gestaan. Door betaling van de boete kort voor het verzoek heeft [appellant] de andere schuldeisers benadeeld en dit moet hem worden verweten.
Verder concludeert de rechtbank dat bijna alle andere schulden, zoals de schulden aan de ING Bank, de Rabobank en Hypocasso, niet te goeder trouw zijn. Deze schulden konden en kunnen niet meer worden terugbetaald doordat [appellant] is veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf en doordat hij noodgedwongen moest overgaan tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst tot terugbetaling van ruim 3.6 miljoen euro aan de scholengemeenschap. Het ontstaan van de schulden is dus rechtstreeks terug te voeren op het plegen van strafbare feiten en het als gevolg daarvan aanvragen van faillissementen. De schulden zijn voor een deel binnen de vijfjaarstermijn ontstaan en bovendien zijn de schulden niet te goeder trouw onbetaald gebleven binnen de vijfjaarstermijn.
stelt dat de boete van € 4.800,-- niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg kan staan. Deze schuld valt buiten de vijfjaarstermijn en dient alleen bij de beoordeling te worden betrokken in uitzonderingssituaties. Daarnaast is geen sprake van een schuld, nu de schuld al is ingelopen.
Verder meent [appellant] dat zijn detentie hem niet kan worden tegengeworpen en niet kan leiden tot het oordeel dat hij niet te goeder trouw is ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden. De schulden vallen alle buiten de vijfjaarstermijn. [appellant] heeft tot en met 25 oktober 2016 in detentie gezeten en daarna heeft hij zich zoveel mogelijk ingespannen voor de schuldeisers. Gezien zijn schuldenlast had [appellant] ook zonder zijn detentie nog diep in de schulden gezeten.