In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een hoger beroep over de uitleg van een akte met betrekking tot erfdienstbaarheden en de bijbehorende retributievergoeding. De zaak is aangespannen door [appellante], wonende te [A], tegen Jachthaven Lauwersmeer B.V., gevestigd te Anjum. De procedure is voortgekomen uit een eerder vonnis van de kantonrechter, dat op 11 maart 2015 is gewezen, en een vonnis van 2 mei 2017. Het hof heeft op 16 juni 2020 arrest gewezen.
De kern van het geschil draait om de vraag of de bepalingen in de akte voldoende duidelijk zijn met betrekking tot de hoogte van de retributievergoeding en de uitleg van de term 'gangbaar en aanvaardbaar'. [Appellante] heeft betoogd dat de akte niet duidelijk genoeg is en dat de retributievergoeding niet in overeenstemming is met de plaatselijke gewoonte. Het hof heeft echter geoordeeld dat de akte wel degelijk voldoende duidelijkheid biedt en dat de retributie moet worden getoetst aan de gangbare normen in vergelijkbare recreatieparken.
Daarnaast heeft het hof zich gebogen over de vraag of de erfdienstbaarheden geldig zijn en of er een nutsvereiste geldt. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende nut is voor [appellante] in de vorm van gebruik van voorzieningen, en dat de erfdienstbaarheden niet nietig zijn. Het hof heeft ook de hoogte van de retributie vastgesteld en [appellante] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 873,76 aan Jachthaven Lauwersmeer, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de proceskostenveroordeling in stand gelaten, waarbij [appellante] als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.
Het hof heeft partijen aangespoord om duidelijke en schriftelijk vastgelegde afspraken te maken over de voorzieningen en de daarvoor te betalen vergoeding, om verdere geschillen te voorkomen. De uitspraak benadrukt het belang van heldere afspraken in het kader van erfdienstbaarheden en retributievergoedingen, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn.