Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [A] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
Persoonlijke omstandigheden- [appellante] is geboren [in] 1985.
- In 2011 heeft zij een zoon gekregen. Deze zoon is in oktober 2018 uit huis geplaatst en verblijft bij zijn vader. Om het weekend verblijft de zoon bij [appellante] .
- In 2017 heeft [appellante] een zwangerschap van 15 weken moeten laten afbreken omdat deze haar leven in gevaar bracht.
Medische omstandigheden- [appellante] heeft cardiomyopathie waarvoor zij onder behandeling staat of heeft gestaan van een cardioloog.
- In het verleden heeft een reumatoloog bij [appellante] de diagnose fibromyalgie gesteld.
- [appellante] is gediagnosticeerd met ADHD door een psychiater (brief Praktijk Horstink/ Dimence van 28 november 2018).
- [appellante] stond vanaf 4 juni 2018 onder behandeling bij het Team Ontwikkelingsstoor-nissen van Dimence; na het eerste deel van een heronderzoek naar ADHD is zij niet meer verschenen op afspraken en is zij uiteindelijk uitgeschreven.
- Op 23 april 2019 heeft Dimence, na een nieuwe aanmelding, [appellante] opnieuw uitgeschreven omdat [appellante] niet reageerde op schriftelijke en telefonische verzoeken.
- Begin 2020 is [appellante] weer verwezen naar Dimence. Omdat zij ook toen geen gevolg gaf aan herhaalde uitnodigingen om in contact te komen, heeft Dimence het dossier gesloten.
- [appellante] is recent opnieuw aangemeld bij Dimence. Zij staat op de wachtlijst.
Strafbare feiten- Op 20 februari 2018 heeft het CJIB een strafbeschikking uitgevaardigd vanwege een op
- Op 10 februari 2018 is [appellante] als bestuurder van een auto met een bovenmatige waarde aan amfetamine in haar bloed staande gehouden door de politie. Het CBR heeft in verband met dit feit onderzoek laten doen en daarvoor bedragen van € 762 en € 384 aan [appellante] in rekening gebracht. Bij brief van 23 december 2019 heeft het Openbaar Ministerie [appellante] meegedeeld dat de veroordeling of strafbeschikking onherroepelijk is geworden op
17 december 2019 en dat zij een eerste strafpunt op haar rijbewijs heeft gekregen.
- Bij vonnis van de politierechter van 2 oktober 2018 is [appellante] veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens het op 5 juni 2018 rijden met een geschorst rijbewijs. De taakstraf van 40 uur heeft [appellante] uitgevoerd.
- Op 24 april 2020 is [appellante] als bestuurder van een auto aangehouden en positief getest op amfetamine. De politie heeft het rijbewijs van [appellante] ingevorderd. Bij brief van 6 mei 2020 heeft het OM [appellante] bericht dat het van haar ingevorderde rijbewijs in afwachting van de terechtzitting, gedurende maximaal acht maanden, niet zal worden teruggegeven.
Bij brief van 8 mei 2020 heeft het CBR [appellante] bericht dat zij de kosten van het in te stellen lichamelijk en psychiatrisch onderzoek naar haar drugsgebruik van in totaal € 1.249 zal moeten betalen. Afhankelijk van de uitkomst zal het CBR beslissen of [appellante] mag blijven rijden of dat haar rijbewijs ongeldig wordt verklaard en zij niet meer mag rijden.
(Vrijstelling) gemeentelijke sollicitatieplicht en sollicitatieplicht in het kader van de WSNP- Tot januari 2019 had [appellante] in de WSNP geen sollicitatieplicht, vanaf die maand wel.
- [appellante] had een gemeentelijke vrijstelling van de sollicitatieplicht tot 1 januari 2019, die niet is verlengd vanwege het door haar te volgen (op duurzaam betaald werk gerichte) traject bij Extend.
Gelet op de aard, omvang en verwijtbaarheid van de geschonden verplichtingen en het feit dat er niet of nauwelijks verbetering is opgetreden sinds de laatste kans die [appellante] met het tussenvonnis van 30 juli 2019 heeft gekregen, is volgens het oordeel van de rechtbank een verlenging van de schuldsaneringsregeling niet aangewezen.
Het hof begrijpt goed dat de uithuisplaatsing van haar zoon in oktober 2018 zorgen gaf. Anderzijds heeft het hof geen gegevens over de achtergrond van die uithuisplaatsing. Verder moet worden vastgesteld dat [appellante] ook in 2019 de mogelijkheid om bij Dimence een traject te volgen weer heeft laten liggen en in het verlengde daarvan zich de kans heeft ontzegd om haar gezondheidssituatie te verbeteren.
Hoewel niet in debat is dat [appellante] vanaf het vonnis van de rechtbank van 28 januari 2020 de informatie- en sollicitatieverplichting naar behoren nakomt, neemt dat niet weg dat [appellante] gedurende een substantieel deel van haar schuldsaneringsregeling deze kernverplichtingen in ernstige mate heeft verzaakt en dat dat gelet op het bovenstaande aan haar kan worden toegerekend.
Gebleken is dat [appellante] tijdens de looptijd van haar regeling i. een onverzekerde auto heeft gehad (op 12 januari 2018), ii. met een (te) hoge dosis amfetamine heeft gereden (op
10 februari 2018), iii. heeft gereden terwijl haar rijbewijs was geschorst (op 5 juni 2018) en iv. opnieuw heeft gereden met een (te) hoge dosis amfetamine in haar bloed (op 24 april 2020). [appellante] heeft hiermee onverantwoord gehandeld, ook nog zeer recent, en zichzelf en anderen in gevaar gebracht. Door haar gedragingen loopt zij ook tegen straffen en maatregelen op, die er weer toe leiden dat zij niet goed kan voldoen aan haar verplichtingen uit de schuldsanering (met name: solliciteren en geen bovenmatige nieuwe schulden maken).
4. De beslissing