In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een jeugdige, geboren in Bulgarije in 1997. De rechtbank Amsterdam had eerder op 20 maart 2020 besloten om de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen. De jeugdige verblijft momenteel in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en heeft te maken met chronische en hardnekkige psychiatrische problematiek, waaronder psychotische klachten en een verstandelijke beperking. Het hof heeft de jeugdige en zijn raadsman gehoord, evenals deskundigen die betrokken zijn bij zijn behandeling. De deskundigen hebben aangegeven dat de jeugdige meer begeleiding nodig heeft dan een reguliere GGZ-instelling kan bieden, en dat een JJI een geschiktere plek voor hem is.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de afwijzing van het verzoek van de raadsman om de behandelmogelijkheden van de jeugdige binnen het kader van een zorgmachtiging te onderzoeken. Het hof oordeelt dat de jeugdige nog niet klaar is voor een overgang naar een reguliere GGZ-instelling, gezien zijn complexe problematiek en het risico op recidive. De maatregel zal, behoudens verdere verlenging, voorwaardelijk eindigen op 9 maart 2022 en onvoorwaardelijk op 9 maart 2023. Het hof heeft het verzoek van de raadsman tot onderzoek naar de mogelijkheid van overgang naar een reguliere GGZ-instelling afgewezen, en benadrukt dat de behandeling van de jeugdige in de JJI moet worden voortgezet.
De beslissing is genomen door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, bijgestaan door twee raden en een griffier. De uitspraak is openbaar gedaan.