Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn dochter [de minderjarige1]. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Apistola, verzocht het hof om hem alleen met het gezag te belasten of om gezamenlijk gezag met de moeder, die werd bijgestaan door mr. R. Zwiers. De ouders zijn sinds 2014 gescheiden en de moeder heeft het gezag over [de minderjarige1], die in 2009 is geboren. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de verzoeken van de vader afgewezen, onder andere vanwege de onmogelijkheid van communicatie tussen de ouders en de negatieve impact van hun strijd op het kind.
Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige1] voorop stond. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige1] klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat de voortdurende strijd tussen de ouders een vorm van kindermishandeling betekent. De vader's argumenten dat hij en de moeder in staat zouden zijn om afspraken te maken, werden door het hof verworpen, gezien de langdurige onrust en strijd tussen de ouders. Het hof benadrukte dat de ouders hun strijd moeten stoppen en dat gezamenlijk gezag in deze situatie niet in het belang van het kind is.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de rapportages van de raad voor de kinderbescherming en de deskundige van [D], die concludeerden dat de strijd tussen de ouders schadelijk is voor [de minderjarige1]. Het hof heeft ook het bewijsaanbod van de vader afgewezen, omdat er onvoldoende was gesteld waarover bewijs moest worden opgedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rust in het leven van [de minderjarige1] en de verantwoordelijkheid van de ouders om individueel hulp te zoeken om in de toekomst een positieve bijdrage te leveren aan haar opvoeding.