In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2019, gaat het om de vraag van gezamenlijk gezag en een omgangsregeling tussen de ouders van een kind, geboren op [geboortedatum] 2017. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2018, waarin de ouders gezamenlijk met het gezag over het kind zijn belast. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft op zijn beurt incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een zorgregeling en wijziging van de hoofdverblijfplaats van het kind.
De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld en de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van het kind. De moeder stelt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De vader ontkent de beschuldigingen van de moeder en stelt dat het in het belang van het kind is dat hij betrokken blijft in haar leven.
Het hof oordeelt dat, ondanks de zorgen van de moeder, het in het belang van het kind is dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en onderzoek naar een uithuisplaatsing af. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van het kind en de betrokken ouders.