ECLI:NL:GHARL:2020:4341

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
21-005391-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, geboren in 1983 en thans verblijvende in P.I. Veenhuizen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 3 oktober 2019 was gewezen in meerdere strafzaken. Tijdens de pro forma behandeling op 23 maart 2020 heeft de verdachte op 25 mei 2020 zijn hoger beroep ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling van de zaak in hoger beroep al was aangevangen, maar dat er nog geen inhoudelijke behandeling had plaatsgevonden. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat er geen verdere behandeling van de zaak nodig was vanuit het openbaar ministerie. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de verdachte geen belang meer had bij de voortzetting van het onderzoek in hoger beroep. Het hof heeft daarom besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is op 27 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005391-19
Uitspraak d.d.: 27 mei 2020
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-830202-18 en 18-123479-18, 18-820447-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van verdachte in zijn hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak heeft een pro forma behandeling plaatsgevonden op 23 maart 2020. Bij akte van 25 mei 2020 is het ingestelde hoger beroep namens de verdachte ingetrokken.
Het hoger beroep is ingetrokken nadat de behandeling van de zaak in hoger beroep al is aangevangen. Nu ter terechtzitting nog geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de advocaat-generaal heeft doen blijken dat behandeling van de zaak in hoger beroep wat het openbaar ministerie betreft niet meer behoeft plaats te vinden, komt het hof tot het oordeel dat verdachte geen belang meer heeft bij de voortzetting van het onderzoek in hoger beroep en ook overigens geen belang van strafvordering dit onderzoek vordert.
Het hof ziet aldus aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 27 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.