ECLI:NL:GHARL:2020:4001

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
200.275.431/01 en 200.275.431/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator op grond van gewichtige redenen in curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een curator, [verzoeker], die was benoemd voor [verweerster], die onder curatele was gesteld. De rechtbank Overijssel had eerder op 27 februari 2020 besloten om [verzoeker] te ontslaan als curator en Beschermingsbewind Twente B.V. aan te stellen als opvolgend curator. [Verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing en verzocht het hof om zijn ontslag te schorsen en de eerdere beschikking te vernietigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2020, die via een telefonische verbinding plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de situatie van [verweerster] besproken. Het hof oordeelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [verzoeker], omdat het basisvertrouwen in hem als curator was komen te ontbreken. Dit werd onderbouwd door de getuigenissen van [verweerster] en haar begeleiders, die aangaven dat de communicatie met [verzoeker] niet goed verliep en dat [verweerster] behoefte had aan een curator die beter aansluit bij haar behoeften.

Het hof concludeerde dat het in het belang van [verweerster] was dat het curatorschap werd voortgezet door Beschermingsbewind Twente. Het verzoek van [verzoeker] tot schorsing van zijn ontslag werd afgewezen en de eerdere beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.275.431/01 en 200.275.431/02
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8188518)
beschikking van 26 mei 2020
inzake
[verzoeker] , handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoeker,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: voorheen mr. K.H.P. Selcraig,
thans kantoorgenoot mr. M. Snel-de Kroon te Zwolle,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. H.J. Koop te Almelo.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
en
Beschermingsbewind Twente B.V.,
gevestigd te Almelo,
verder te noemen: Beschermingsbewind Twente.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 27 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 12 maart 2020;
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 8;
  • een journaalbericht van mr. Koop van 28 april 2020 met productie 9;
  • de email van mr. Koop van 30 april 2020 met als bijlage spreekaantekeningen, en
  • de email van mr. Snel van 1 mei 2020 met als bijlage een standpuntenstuk.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2020. In verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft het hof de zaak (conform de “Tijdelijke regeling van 24 april 2020 ter uitvoering van artikel 1.1.16 resp. artikel 1.1.24 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (d.d. januari 2019 (versie 9) resp. september 2019 (versie 10)) in verband met het Corona virus (tijdelijke regeling Corona F&J hoven)”) meervoudig behandeld via een telefonische verbinding (telehoren). Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker] vanuit zijn kantoor met kantoorgenoot [A.] als toehoorder, bijgestaan vanuit het advocatenkantoor door mrs. M. Snel-de Kroon en K. Dijks-Bouwknegt als advocaten waarnemend voor mr. Selcraig voornoemd, en
  • [verweerster] , bijgestaan door haar advocaat vanuit het advocatenkantoor, gezamenlijk met de oma van [verweerster] , eveneens [naam] genaamd, en [B.] , begeleidster van [verweerster] , als toehoorders.
Beschermingsbewind Twente heeft vooraf schriftelijk laten weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om de mondelinge behandeling bij te wonen.

3.De feiten

3.1
[verweerster] is geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] .
3.2
De kantonrechter te Almelo heeft bij beschikking van 9 februari 2017 [verweerster] onder curatele gesteld. Daarbij is [verzoeker] benoemd tot curator.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 27 februari 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, Team Toezicht - Bewindsbureau, [verzoeker] ontslagen als curator en Beschermingsbewind Twente B.V. benoemd tot opvolgend curator. Daarbij is bepaald dat Beschermingsbewind Twente voor de (aanvangs)werkzaamheden en voor de met de curatele gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van [verweerster] mag brengen.
4.2
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof om:
  • de voorlopige voorziening te treffen van het schorsen van het ontslag van [verzoeker] als curator voor de duur van de onderhavige procedure in hoger beroep (zaaknummer 200.275.431/02), en
  • de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, al dan niet onder aanvulling dan wel verbetering van de gronden, het verzoek van [verweerster] om ontslag van [verzoeker] als curator alsnog af te wijzen (zaaknummer 200.275.431/01).
4.3
[verweerster] voert verweer tegen beide verzoeken en verzoekt het hof:
  • het hoger beroep ongegrond te beoordelen, omdat de grieven van [verzoeker] falen;
  • de bestreden beschikking te bekrachtigen;
  • het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking af te wijzen,
kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

schorsing (zaaknummer 200.275.431/02)
5.1
Het hof zal bij deze beschikking uitspraak doen in de hoofdzaak. Gelet hierop heeft [verzoeker] geen belang meer bij zijn verzoek tot schorsing van zijn ontslag als voorlopige voorziening. Dit brengt mee dat het hof het verzoek tot schorsing zal afwijzen.
het ontslag van [verzoeker] als curator (zaaknummer 200.275.431/01)
5.2
Op grond van artikel 1:385 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve. Die bevoegdheid komt ook aan het hof als appelrechter toe. Dit brengt mee dat het hof bij zijn beslissing omtrent het ontslag niet gebonden is aan de gronden die eerder zijn aangevoerd. Uit jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2015:86) kan worden afgeleid dat ook feiten en omstandigheden die (pas) ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, aan een ontslag ten grondslag kunnen worden gelegd, mits de curator voldoende gelegenheid is geboden zijn standpunt daaromtrent aan het hof kenbaar te maken en zo nodig zijn standpunt met stukken te onderbouwen.
5.3
Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of [verzoeker] op grond van gewichtige redenen als curator dient te worden ontslagen het volgende voorop. De taak en de positie van de curator op vermogensrechtelijk gebied (financiën en dergelijke) is in belangrijke mate afgeleid van de taak en positie van de voogd (zie de verwijzingen in artikel 1:385 en 386 BW). Op grond van artikel 1:381 lid 4 BW zijn met betrekking tot aangelegenheden betreffende verzorging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde de artikelen 1:453 en 454 BW (mentorschap) van toepassing. Het begrip ‘gewichtige redenen’ in artikel 1:385 BW wordt in de wet niet nader omschreven, maar uit de parlementaire geschiedenis van de artikelen 1:381 lid 4 BW in samenhang met artikel 1: 454 BW volgt dat indien de verstandhouding tussen de betrokkene en de curator dusdanig is verstoord, dan wel een minimum aan vertrouwen ontbreekt, er sprake kan zijn van een gewichtige reden voor ontslag.
5.4
[verweerster] heeft een aantal voorbeelden genoemd om te onderbouwen dat [verzoeker] als curator niet goed functioneert. Deze voorbeelden hebben vooral betrekking op de financiële kant van het curatorschap. [verzoeker] heeft deze voorbeelden voor een groot deel voldoende weerlegd. Voor het hof is aannemelijk dat [verzoeker] de belangen van [verweerster] in het verleden, in ieder geval op het financiële vlak, goed heeft behartigd.
5.5
Het hof is van oordeel dat in de situatie van [verweerster] sprake is van gewichtige redenen om [verzoeker] als curator te ontslaan, omdat in de relatie tussen [verweerster] en [verzoeker] het basis-vertrouwen in [verzoeker] is komen te ontbreken. Het ontslag van [verzoeker] ongedaan maken zal ten koste van het welzijn van [verweerster] gaan. De mogelijkheid dat [verweerster] in haar standpunt beïnvloed kan zijn door haar begeleiders, maakt dit gegeven niet anders. Het hof overweegt daartoe het volgende.
5.6
Uit de stellingen van [verweerster] volgt dat haar bezwaren tegen [verzoeker] zich met name richten op de taken in het kader van het bespreken en organiseren van de begeleiding en behandeling met en voor [verweerster] . Deze bezwaren van [verweerster] zijn voor het hof doorslaggevend bij de beoordeling.
De advocaat en de begeleiders van [verweerster] hebben nader toegelicht dat zij zich de afgelopen jaren positief heeft ontwikkeld. De zelfstandigheid van [verweerster] is sterk vergroot en dit brengt met zich dat het noodzakelijk is dat zij de zelf goed moet kunnen overleggen met haar curator. [verweerster] is vanuit de instelling Ambiq in februari 2020 verhuisd naar een vorm van zelfstandig wonen bij de JP van den Bentstichting. De groepsleiding bij Ambiq heeft verklaard dat [verzoeker] onvoldoende aansluiting heeft met [verweerster] . De advocaat van [verweerster] heeft gesteld dat [verweerster] vaak niet begrijpt wat [verzoeker] bedoelt. Beschermingsbewind Twente heeft de uitvoering van het curatorschap bij mevrouw [C.] van Bureau Alert gelegd. Volgens [verweerster] verloopt de communicatie met mevrouw [C.] veel prettiger. Dat heeft te maken met het feit dat mevrouw [C.] ervaring heeft in de psychische gezondheidszorg en beter weet hoe zij met haar moet communiceren. [verweerster] heeft een toelichting overgelegd van de huidige begeleidster van de JP van den Benstichting, waarin wordt gemeld dat de huidige curator sterk is in de aansluiting bij [verweerster] , in verwoording en uitleg. Er wordt helder en tijdig gecommuniceerd en daardoor kan [verweerster] zelfstandig overleggen met de curator. Dit verhoogt volgens de begeleider de kwaliteit van leven van [verweerster] . Het hof is van oordeel dat dit een zwaarwegend argument is.
5.7
[verzoeker] heeft in zijn verweer onder meer gesteld dat de wensen van [verweerster] ten aanzien van de behandeling en begeleiding had, dan wel de moeilijkheden die zij op dit punt ervoer, nooit met hem zijn besproken. De advocaat van [verweerster] heeft dit betwist en gesteld dat al veel langer sprake was van een groeiend gevoel van onbehagen bij [verweerster] . Het hof leidt uit de toelichting van beide partijen af dat op het moment dat de problemen door [verweerster] en haar begeleiders zijn voorgelegd aan [verzoeker] , dit direct gepaard is gegaan met een verzoek om vrijwillig medewerking te verlenen aan een overdracht van het curatorschap. Omdat de problematiek op dit punt nog niet expliciet met [verzoeker] was besproken, acht het hof het begrijpelijk dat dit overdrachtsverzoek niet goed is gevallen bij [verzoeker] . Daar staat tegenover dat van [verzoeker] als professional mag worden verwacht dat hij daarop ook zakelijk en zonder emotie reageert.
Wat daarvan ook zij: dit verandert niets aan het gevoel bij [verweerster] dat de samenwerking met [verzoeker] voor haar niet prettig verliep en zij geen vertrouwen meer in [verzoeker] heeft. Het is dan begrijpelijk dat [verweerster] zich niet op haar gemak voelde bij hem en liever begeleid zou willen worden door een vrouw.
5.8
Gebleken is dat deze procedure en de mogelijkheid dat [verzoeker] weer de uitvoering van het curatorschap over [verweerster] mag gaan uitvoeren, zeer veel stress bij [verweerster] veroorzaken. Dat er bij [verzoeker] ook een vrouwelijke medewerker kan worden ingezet en één op één communicatie mogelijk is, is inmiddels een gepasseerd station. Uit hetgeen [verweerster] naderhand in deze procedure in hoger beroep heeft verklaard, leidt het hof af dat juist door de wijze waarop nu uitvoering aan het curatorschap wordt gegeven door mevrouw [C.] , de samenwerking met [verzoeker] in het verleden nog negatiever door haar wordt beleefd. [verweerster] is een jonge vrouw van 21 jaar die recht heeft op een invulling van het curatorschap dat haar ondersteunt en haar leven gemakkelijker maakt. Dat zij in haar keuzes aanvankelijk zou kunnen zijn beïnvloed door haar begeleiders, zoals [verzoeker] heeft gesteld, omdat mevrouw [C.] Twente een voormalig medewerker is van Ambiq, is op dit moment dan ook niet, althans niet meer van belang. De vertrouwensbasis die nodig is tussen [verweerster] en [verzoeker] ontbreekt op dit moment volledig en zal naar het hof verwacht niet in voldoende mate kunnen worden hersteld om weer tot een goede samenwerking te kunnen komen.
5.9
Tot slot overweegt het hof nog dat de kosten die de overgang van het curatorschap meebrengen geen beletsel vormen. De advocaat van [verweerster] heeft meegedeeld dat de kosten voor de intake en uitvoering van de curatele door de gemeente worden voldaan: hiervoor is bijzondere bijstand aan [verweerster] toegekend. Het risico dat mogelijk schulden voor [verweerster] ontstaan ten gevolge van de overgang naar een andere curator, zoals [verzoeker] heeft aangevoerd, is daarom niet groot. De financiële situatie van [verweerster] is voldoende stabiel.
5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat uitvoering van het curatorschap door Beschermingsbewind Twente in het belang van [verweerster] moet worden voortgezet en zal worden beslist als hierna zal worden vermeld.
5.11
Het hof ziet in de aard van de zaak aanleiding om de kosten van het geding te compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
schorsing (zaaknummer 200.275.431/02)
wijst het verzoek af;
het ontslag van [verzoeker] als curator (zaaknummer 200.275.431/01)
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 27 februari 2020, voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in beide zaaknummers, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door de griffier, en is op 26 mei 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.