Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Venlo,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onderbewindstelling van een verstandelijk gehandicapte vrouw, hierna aangeduid als de rechthebbende. De rechthebbende was onder bewind gesteld met haar moeder als bewindvoerder. De zuster van de rechthebbende had verzocht om het bewind en het mentorschap om te zetten in een ondercuratelestelling. De kantonrechter had het verzoek afgewezen, maar had ambtshalve de moeder als bewindvoerder en de zuster als mentor ontslagen, en een professionele bewindvoerder benoemd. De rechthebbende en haar moeder gingen in hoger beroep tegen deze beslissing, maar het gerechtshof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de moeder als bewindvoerder, die pas tijdens de procedure in hoger beroep aan het licht waren gekomen.
In cassatie werd door de advocaat-generaal geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van het hof en verwijzing naar een ander gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden, omdat de moeder en de rechthebbende niet in staat waren geweest om te reageren op de inhoud van een brief van de nieuwe bewindvoerder, die door het hof was gebruikt als basis voor zijn beslissing. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling en beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in juridische procedures, vooral in zaken die de belangen van kwetsbare personen raken.