In deze zaak gaat het om de weigering van ASR Schadeverzekering N.V. om dekking te bieden voor schade aan een Volkswagen Passat van [appellante] na een aanrijding met een BMW op 25 februari 2014. [appellante] had de auto allrisk verzekerd bij ASR en claimde een schadebedrag van € 12.200. ASR weigerde echter uit te betalen, omdat zij van mening was dat de aanrijding geënsceneerd was. ASR onderbouwde haar standpunt met verschillende onderzoeksrapporten, waaronder rapporten van DEKRA en Ongevallen Analyse Nederland (OAN).
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen en ASR in het gelijk gesteld, waarbij werd geoordeeld dat het schadebeeld niet overeenkwam met de toedracht van de aanrijding zoals door [appellante] was gesteld. [appellante] ging in hoger beroep en voegde nieuwe vorderingen toe, waaronder de kosten van een onderzoek dat zij had laten uitvoeren door Schade- en Onderzoeksbureau Hoofddorp.
Het hof heeft in hoger beroep de zaak opnieuw beoordeeld en ASR toegelaten tot bewijslevering over de toedracht van de aanrijding. Het hof oordeelde dat de bewijslast bij ASR ligt om aan te tonen dat de schade niet volledig door de aanrijding met de BMW is veroorzaakt. Daarnaast werd de vraag of [appellante] een verzekerd belang had, opnieuw onder de loep genomen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere akten van beide partijen.