ECLI:NL:GHARL:2020:3934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
200.258.394
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en huurgenot in huurwoning na waterschade door onderhoudswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], huurder van een woning, en Stichting Volkshuisvesting Arnhem (SVA) over schadevergoeding na waterschade die is ontstaan door verkeerd aangesloten hemelwaterafvoer tijdens onderhoudswerkzaamheden aan het complex. [appellant] heeft SVA aansprakelijk gesteld voor de waterschade en vordert een schadevergoeding van € 4.101,01, terwijl SVA slechts € 2.565,99 heeft vergoed. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] in eerste aanleg afgewezen, wat heeft geleid tot hoger beroep.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering herhaald en betwist dat de schade door de schade-experts [B] en [C] correct is vastgesteld. Het hof heeft de feiten en de onderbouwing van de schade geëvalueerd. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade, waaronder schade aan meubels en derving van huurgenot. De rapporten van de schade-experts zijn doorslaggevend en de argumenten van [appellant] zijn niet voldoende onderbouwd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] af, waarbij hij in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van adequate onderbouwing van schadeclaims en de rol van deskundigenrapporten in civiele procedures. Het hof concludeert dat de schade niet voldoende is aangetoond en dat de vordering van [appellant] faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.258.394/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 6574624\CV EXPL 18-190\474\34124)
arrest van 19 mei 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M. Ünalan-Akkan,
tegen:
de stichting
Stichting Volkshuisvesting Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: SVA,
advocaat: mr. L. Vrakking.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 21 maart 2018 en 16 januari 2019 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep (met grieven en producties),
- de memorie van antwoord.
2.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[appellant] huurt van SVA de woning aan de [a-straat 1] te [A] (hierna: de woning). De kale huur bedraagt € 403,15 per maand.
3.2.
SVA heeft onderhoudswerkzaamheden aan het complex, waar de woning deel van uitmaakt, laten verrichten. De (onder)aannemer heeft een hemelwaterafvoer verkeerd aangesloten waardoor water in de woonkamer van de woning van [appellant] is gelopen.
3.3.
Bij brief van 4 juli 2017 heeft [appellant] SVA aansprakelijk gesteld voor de in de woning ontstane waterschade.
3.4.
Eveneens op 4 juli 2017 heeft [appellant] een schadeformulier ingevuld van SNS (de verzekeraar van [appellant] ) (zie productie 1 bij inleidende dagvaarding en productie 1 bij conclusie van antwoord) waarin hij zijn schade begroot op:
- laminaat € 1.700,00
- plafonds, muren, verf € 600,00
- bankstellen, meubels € 3.600,00
- gordijnen, lamp € 460,00
- koffiemachine, waterkoker € 170,00
- keuken artikelen € 150,00
- voedselverlies, etenswaren koelkast € 100,00
- handdoeken € 15,00
- vloerkleed
€ 35,00
totaal € 6.880,00
3.5.
Op 12 juli 2017 heeft schade-expert [B] , ingeschakeld door de verzekeraar van de (onder)aannemer, de schade in de woning van [appellant] opgenomen (zie productie 4 conclusie van antwoord). In een e-mail van 17 juli 2017 heeft [B] bericht dat er sprake is van lekkage via het dak, waardoor inboedel van [appellant] nat is geworden. Voorts staat in de e-mail onder meer:
“Allereerst stelde ik vast dat naast het opruimen van het water er door de heer [appellant] geen maatregelen zijn getroffen om de schade te beperken. (…) Op basis van nieuwwaarde raam ik de schade op circa € 5.000,00 incl. B.T.W., op basis dagwaarde tussen de € 1.500,00 en
€ 2.000,00 inclusief B.T.W. Zodra de eigen expert is geweest en ik zijn/haar contactgegevens heb, kan ik in overleg de schade vaststellen. (…)”
3.6.
Ook schade-expert [C] , ingeschakeld door de inboedelverzekeraar van [appellant] , heeft op 19 juli 2017 de schade in de woning van [appellant] opgenomen (zie productie 3 inleidende dagvaarding). In deze schadevaststelling is opgenomen dat geen waterschade aan de banken en het koffiezetapparaat en waterkoker is vastgesteld en is de overige schade aan gordijnen, tafels, laminaat, servies, lampen etc., handdoek/vloerkleed vastgesteld op
€ 1.865,99. Voor het herstellen van wanden en plafond woonkamer en de wand in de slaapkamer is een bedrag van € 700,00 begroot, derhalve is het totaal vastgestelde schadebedrag € 2.565,99.
3.7.
Op 14 augustus 2017 heeft [B] per e-mail bericht (zie productie 6 conclusie van antwoord) dat hij de schade in overleg met de eigen inboedelexpert van [appellant] heeft vastgesteld op € 2.565,09 inclusief btw. Ook vermeldt [B] in deze e-mail dat het bankstel niet is beschadigd en dat van het niet kunnen gebruiken van de woning geen sprake is. Er was alleen in de woonkamer overlast, hetgeen overig gebruik van de woning niet uitsluit. Volgens [B] had [appellant] die overlast in de woonkamer in een dag kunnen opruimen.
3.8.
SVA heeft aansprakelijkheid voor de door [appellant] geleden schade erkend en heeft een bedrag van in totaal € 2.565,99 aan [appellant] vergoed.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd SVA te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 4.101,01 te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [appellant] stelt dat SVA ten onrechte niet zijn gehele schade heeft vergoed. Deze schade bedraagt € 6.667,00 waaronder een bedrag van € 1.000,00 aan schade als gevolg van derving in huurgenot.
4.2.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 16 januari 2019 de vordering van [appellant] afgewezen en heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten van SVA.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
[appellant] is met twee grieven in hoger beroep gekomen en vordert het vonnis waarvan beroep te vernietigen en alsnog zijn vordering toe te wijzen, met veroordeling van SVA in de proceskosten.
5.2.
De
eerste griefis gericht tegen overweging 4.2. van het vonnis van de kantonrechter waarin is overwogen dat de schade van [appellant] onvoldoende is onderbouwd. [appellant] betwist de schadevaststelling door [B] en [C] . In het expertiserapport van [C] is volgens [appellant] ten onrechte aangegeven dat geen waterschade aanwezig is bij de banken, rolgordijnen, het koffiezetapparaat en de waterkoker en is er geen rekening gehouden met bijkomende kosten bij vervanging zoals transport naar de flat (vier hoog zonder lift) en het verwijderen van de spullen die beschadigd zijn. Ook is er geen rekening gehouden met het als gevolg van kortsluiting door de waterschade uitvallen van de stroom waardoor de diepvries is ontdooid en voedsel is bedorven. De waterkoker had geen waterschade, maar deze is zonder overleg met [appellant] weggegooid in de prullenbak en het deksel was kapot waardoor deze onbruikbaar is geworden. [appellant] heeft dit ook bericht per e-mail van 21 juli 2017 aan [B] en [C] , maar daar is (aldus [appellant] ) ten onrechte niets mee gedaan. Voorts wijst [appellant] ter onderbouwing van zijn vordering naar een offerte van Funda meubelen (productie 2 inleidende dagvaarding) waarop bij opmerkingen is geschreven:
“De beschadigde meubels bij meneer [appellant] zijn nagekeken en het bleek waterschade te zijn aan zijn, Bovenstaande meubels zijn de vervangende artikelen ivm de vastgestelde waterschade zijn de artikelen niet meer gebruikbaar”.
5.3.
Met de kantonrechter is ook het hof van oordeel dat het door [appellant] zelf ingevulde schadeformulier en de offerte van Funda Meubelen onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat de door [appellant] geleden schade een bedrag van € 2.565,99 te boven gaat. Funda Meubelen kan zonder nadere toelichting, die ook in hoger beroep ontbreekt, niet worden aangemerkt als schade-expert en de toelichting “
waterschade” is ook uiterst summier. Zij legt tegen de rapportages van beide schade-experts dat er geen waterschade was aan andere meubelen dan de salontafel, onvoldoende gewicht in de schaal, zodat het hof aan die offerte voorbij zal gaan. Dat er met de klachten van [appellant] tegen de rapporten van [B] en [C] niets is gedaan, maakt het voorgaande niet anders. Het is aan [appellant] om zijn schade te onderbouwen en indien hij het oneens is met de rapporten van de schade-experts te onderbouwen (bijvoorbeeld met een contra-rapport van een schade-expert) waarom die rapporten niet zouden deugen. De in hoger beroep als productie 9 bij dagvaarding in het geding gebrachte foto’s van [appellant] maken het voorgaande evenmin anders. Onduidelijk is wanneer die foto’s zijn gemaakt, wat er precies op is afgebeeld en niet is onderbouwd dat dit het gevolg is van waterschade waarvoor SVA aansprakelijk is. De schade-experts [B] en [C] hebben geen waterschade aan de banken vastgesteld. Het hof is dan ook van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de banken waterschade hebben opgelopen.
5.4.
Ten aanzien van de gestelde schade aan ontdooid voedsel heeft te gelden dat [appellant] ook deze schade niet, althans niet voldoende, heeft onderbouwd, hetgeen ook geldt voor de gestelde schade aan rolgordijnen, het koffiezetapparaat en de waterkoker. Evenmin is onderbouwd of toegelicht dat er sprake zou zijn van bijkomende kosten bij vervanging zoals transport naar de flat (vier hoog zonder lift) en het verwijderen van de spullen die beschadigd zijn. De conclusie is dan ook dat de
eerste grieffaalt.
5.5.
Met de
tweede griefkomt [appellant] op tegen overweging 4.3. waarin de kantonrechter de vordering ten aanzien van het gederfde huurgenot heeft afgewezen. Volgens [appellant] heeft hij het advies van de aannemer van SVA opgevolgd namelijk dat het verstandig kon zijn om tijdelijk niet in de woning te verblijven wegens de uit te voeren onderhoudswerkzaamheden waarbij veel stof en sterke verfgeur aanwezig zou zijn. Dit zou niet goed zijn voor de gezondheid (dagvaarding in hoger beroep nr. 10). Op basis van dat advies heeft [appellant] besloten om tijdelijk elders te verblijven. Toen er sprake was van de lekkage is [appellant] naar de woning gekomen en hij heeft het water gepoogd op te ruimen. [appellant] verwijst naar de als productie 10 bij dagvaarding in hoger beroep overgelegde foto’s. Volgens [appellant] was het overal vochtig en was er sprake van een hevige stank in de woning. Bovendien betreft de woning een flat waarbij de slaapkamers, de keuken en de badkamer alleen toegankelijk zijn via de woonkamer. [appellant] stelt twee maanden elders te hebben verbleven.
5.6.
Het hof onderschrijft overweging 4.3. van de kantonrechter. Ook in hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering ten aanzien van verminderd huurgenot als gevolg van de lekkage onvoldoende onderbouwd. De als productie 10 bij dagvaarding in hoger beroep overgelegde foto’s zijn daartoe onvoldoende mede gezien in het licht van de e-mail van schade-expert [B] van 14 augustus 2017 (zie hiervoor onder 3.7.), welke e-mail ook in hoger beroep door [appellant] onvoldoende is betwist. In die e-mail staat dat er alleen overlast was in de woonkamer, hetgeen binnen een dag kon worden opgeruimd. Van dusdanige stankoverlast dat de woning twee maanden niet kon worden gebruikt is geen onderbouwing van [appellant] aanwezig. De schade-experts [B] en [C] hebben dit ook niet opgemerkt in hun rapporten. Evenmin is onderbouwd dat [appellant] tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden niet in de woning had kunnen verblijven. Dit betekent dat ook
grief 2geen doel treft en dus faalt.
5.7.
Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd omdat aan de stellingen van [appellant] als onvoldoende onderbouwd voorbij wordt gegaan. Aan bewijslevering komt het hof niet toe.
5.8.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van SVA zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 741,00
- salaris advocaat € 759,00 (1 punt x tarief € 759,00).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Gelderland (zittingsplaats Arnhem) van 16 januari 2019;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SVA vastgesteld op € 741,00 voor verschotten en op € 759,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
6.3.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en H.F.P. van Gastel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.