Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“voor de minimale duur van twaalf maanden, ingaande op 30 sep 2015 en eindigende op 30 sep 2016 (mits) na opzegging door een der partijen aan de andere met inachtneming van een opzegtermijn van acht weken voor de genoemde einddatum”.
“telkens bij voorruit betaling, uiterlijk voor de eerste dag van iedere (...) maand”moet worden voldaan en dat
“De eerste huurtermijn verschijnt en moet betaald worden op: 30 sep 2015 en de tweede op: 31 okt 2015 en zo vervolgens.”Verder is in artikel 3 onder meer opgenomen:
“ (…) Aan het einde van de huurovereenkomst zal een eindopname plaatsvinden. Indien bij deze opname blijkt dat de huurder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot herstel en eventuele ongedaan makingen van veranderingen is hij van rechtswege in verzuim en is verhuurder gerechtigd alle ten gevolge daarvan noodzakelijke werkzaamheden op kosten van huurder te (doen) uitvoeren. (…)
“(…) Mijn spullen haal ik weg voor 31 december, dat is wat ik in mijn vorige mail aangaf. Ik ben eind Oktober al verhuisd, iets wat u ook al geruime tijd duidelijk weet. Omdat ik als het ware door de dreiging weggejaagd ben zonder dat ik zelf weg wou, en geen middelen en geld had om te verhuizen, heb ik niet het geld gehad dit snel te kunnen doen en mij ook niet officieel uit kunnen schrijven, ik was als het ware dakloos. Vandaar dat ik mij uitschrijf op 31 december (…). (…) Ik huur de woning al niet meer in november waar ik immers wel gewoon huur voor heb betaald. Dus huur voor december ben ik niet genoodzaakt te betalen.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“niet”reageert
“op een eventuele opzegtermijn, want ook zij wenst de huurovereenkomst per 31 december te beëindigen.”
“bij nalaten betaling”en heeft zij laten weten onder meer de zin
“Voor mijn post verzet ik alles 31 december, ik heb u alles netjes laten weten”uit een eerdere e-mail van [geïntimeerde] van 22 december 2016 onbegrijpelijk te vinden en daar daarom niet verder op in te gaan. Hieruit kan niet worden afgeleid dat [appellante] geen aanspraak wenste te maken op later nog te vervallen huurtermijnen. Indien [geïntimeerde] met de hiervoor letterlijk geciteerde stelling over de opzegtermijn bedoelt te stellen dat uit de e-mail kan worden afgeleid dat [appellante] het goed vond dat de huur zou eindigen zonder inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn, is ook dit niet juist. [appellante] geeft slechts aan niet op een eerdere
“Vaststaat dat ik u maanden geleden heb verzocht om op te stappen vervolgens stelde u dat u extra tijd nodig had om te verhuizen. Die extra tijd heb ik je gegeven en is nu ten einde.”Hierin valt, zeker bezien tegen de achtergrond dat [appellante] in deze e-mail [geïntimeerde] waarschuwt actie te ondernemen onder meer wat betreft de inspectie van het gehuurde, noch een erkenning van huuropzegging door [appellante] , noch instemming van [appellante] met beëindiging van de huurovereenkomst per 31 december 2016 te lezen.
grief 1komt [appellante] op tegen de beslissingen van de kantonrechter ten aanzien van de servicekosten.
“van (semi)overheidswege met betrekking tot het gebruik van het gehuurde geheven lasten”dient te dragen, zoals
“bijv. rioolbelasting, waterschap, gemeentelijke heffingen etc.”, zodat bedoelde heffingen op grond van de huurovereenkomst voor rekening van [geïntimeerde] komen voor zover deze zijn geheven met betrekking tot het gebruik van het gehuurde.
“Rioolheffing gebruikers”, “WaterSysteemHeffing Gebruikers”en afvalstoffenheffing voor een
“Meerpersoonshuishouden”gaat, maar dat is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de helft van deze heffingen voor rekening van [geïntimeerde] dienen te komen.
grief 2klaagt [appellante] over de beslissingen van de kantonrechter ten aanzien van de eindinspectie en met
grief 3klaagt zij over de afwijzing van haar vordering tot schadevergoeding. Zij heeft in hoger beroep een aantal schadeposten laten vallen en vordert aanvullend vergoeding van schade door onprofessionele handelingen aan elektra in het gehuurde door de vader van [geïntimeerde] . In totaliteit vordert zij thans € 6.301,89 aan schadevergoeding. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
“de ingangsdatum van de huur (…) in goede staat van onderhoud aan de huurder”ter beschikking gesteld zal worden en dat als de huurder niet uiterlijk binnen veertien dagen na aanvang van de huurovereenkomst schriftelijk melding heeft gedaan van geconstateerde gebreken
“wordt aangenomen dat het gehuurde in goede staat van onderhoud verkeert en zonder (zichtbare) gebreken is.”,maar dit kan niet worden opgevat als een beschrijving van het gehuurde in de zin van artikel 7:224 lid 2 BW. De formulering van artikel 8 van de huurovereenkomst is te algemeen en te weinig gespecificeerd om als zodanig te kunnen worden aangemerkt.
“Hogedruk reiniging (…) hoofdriool”betroffen, waarbij
“vuil-vet oplosser”is gebruikt, hetgeen het hof, zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt -, niet voorkomt als oplossing bij verstopping door cement.
“Werk in de badkamer”en een aantal (onduidelijke) foto’s.
“HaardenStore.nl”met de aanschafprijs van een kachel, een uitdraai met de aanschafprijs van een spiegel, en een aantal (onduidelijke) foto’s.
“naambordjes.nl”van 2 november 2015 en 19 augustus 2016 en een (onduidelijke) foto overgelegd.
“C. [geïntimeerde] ”ten bedrage van € 9,50 is besteld. Niet valt in te zien welk belang [appellante] nog bij dit naambordje zou hebben na beëindiging van de huurovereenkomst. Dat [geïntimeerde] nog een naambordje zou hebben weggehaald en een trekker zou hebben meegenomen, is door [appellante] niet onderbouwd.
6.De slotsom
7.De beslissing
in principaal en incidenteel hoger beroep: