Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] ,
2. [appellante],
wonende te [A] ,
appellanten,
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen,
2. [geïntimeerde2],
wonende te [C] ,
advocaat: mr. T.M.T.M. Lindeman,
[geïntimeerden] c.s.,
en afzonderlijk:
[geïntimeerde1]respectievelijk
[geïntimeerde2] .
1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
In dat arrest is een comparitie na aanbrengen bepaald. Die comparitie heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt dat is toegevoegd aan de gedingstukken.
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde2] .
2.Inleiding en vaststaande feiten
artikel 6. Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
Onderaan de vragenlijst staat vermeld: “Verkoper is zich ervan bewust dat bij een niet juiste en/of volledige vermelding van feiten de koper de mogelijkheid heeft om op grond van het Burgerlijk Wetboek schadevergoeding te claimen”.
In een e-mail van 25 juni 2017 aan het bij hen bekende e-mailadres van [geïntimeerde1] hebben [appellanten] c.s. [geïntimeerden] hier over geïnformeerd. In die e-mail schrijven zij:
De offerte bedraagt € 15.524,30 incl. btw. Daarnaast heeft Bescon op 7 augustus 2017 nog
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Door de besmetting met zwam en houtworm was volgens [appellanten] c.s. sprake van een woning met een wezenlijk gebrek, die niet geschikt was voor normaal gebruik als woonhuis. Daarmee was niet voldaan aan het conformiteitsvereiste van artikel 7:17 BW en ook niet aan de verplichting van artikel 6.3 van de koopovereenkomst, zodat [geïntimeerden] c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en dienen zij de schade te vergoeden die daaruit is voortgevloeid.
4.De vordering in hoger beroep
primair: hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot betaling van € 15.524,30, te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair: gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst door vermindering van de koopsom met € 15.524,30 en hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot terugbetaling van dat bedrag;
meer subsidiair: wijziging van de gevolgen van de koopovereenkomst ter opheffing van het door [appellanten] c.s. geleden nadeel, aldus dat de koopprijs wordt verminderd met € 15.524,30 en hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot terugbetaling van dat bedrag;
een en ander met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten in beide instanties en tot terugbetaling van alles wat door [appellanten] c.s. is voldaan ter voldoening aan het bestreden vonnis, te vermeerderen met rente en kosten.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
In hoger beroep baseren [appellanten] c.s. hun vordering in hoofdsom in de eerste plaats op de stelling dat [geïntimeerden] c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. Op die grond wordt primair schadevergoeding en subsidiair gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst gevorderd. Meer subsidiair wordt de vordering gebaseerd op dwaling en wordt herstel van het nadeel gevorderd dat [appellanten] c.s. door die dwaling hebben geleden.
c.s. hebben op dat punt nog wel (nadere) bewijslevering aangeboden, maar het hof gaat daaraan voorbij. De reden daarvoor is dat ook indien zou komen vast te staan dat de zwam een gebrek in bedoelde zin vormde, sprake was van een gebrek dat voor [appellanten] c.s. kenbaar was als bedoeld in artikel 6.3.
Gelet op de omstandigheid dat (kelder)zwam in het algemeen niet te constateren is, zonder een specifiek daarop gerichte inspectie van de kelder- en kruipruimte, hadden [appellanten] c.s. in dit geval uit de mededeling echter redelijkerwijs niet meer mogen afleiden dan dat [geïntimeerden] c.s. daar niet bekend mee waren. Dat [geïntimeerden] c.s. er ook voor hadden kunnen kiezen om de vraag met een vraagteken te beantwoorden, doet daar in onvoldoende mate aan af.
Bovendien zou een wederzijdse dwaling gelet op de aard van het gekochte –een oude woning- ook voor risico van [appellanten] c.s. zijn gekomen. Ook de meer subsidiaire vordering is dus niet toewijsbaar.