ECLI:NL:GHARL:2020:3430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
200.262.103
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) en formele rechtskracht van terugvorderingsbeschikkingen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant, die niet tijdig verantwoording heeft afgelegd voor de besteding van het PGB. Zilveren Kruis heeft appellant een PGB toegekend, maar omdat hij niet binnen de gestelde termijnen verantwoording heeft afgelegd, heeft het zorgkantoor het budget met terugwerkende kracht beëindigd en de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen in eerste aanleg verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, waarbij werd geoordeeld dat de besluiten tot terugvordering formele rechtskracht hebben.

In hoger beroep vordert appellant vernietiging van het vonnis van de rechtbank en afwijzing van de vordering van Zilveren Kruis. Hij heeft drie grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoert dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet is ingegaan op het aanbod van Zilveren Kruis om alsnog de benodigde informatie te verstrekken. Het hof overweegt dat de terugvordering van het PGB terecht is, omdat appellant onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. De formele rechtskracht van de terugvorderingsbeschikkingen betekent dat deze besluiten bindend zijn en niet meer kunnen worden aangevochten, tenzij tijdig en succesvol bij de bestuursrechter. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.262.103/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6555002)
arrest van 28 april 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M. Huisman,
tegen
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te Zwolle,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Zilveren Kruis,
advocaat: mr. J. Verbeeke.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
7 februari 2018 en 27 maart 2019, die de (kantonrechter in de) rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 juni 2019,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. Waar gaat deze zaak over?
3.1
Zilveren Kruis is op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangewezen als zorgkantoor en voert subsidieregelingen uit, waaronder het Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB). Het zorgkantoor regelt de toekenning van de budgetten en berekent de hoogte van de budgetten. Het zogenaamde ‘netto-budget’ - het bruto-budget minus de eigen bijdrage - wordt door het zorgkantoor bij wijze van voorschot aan de budgethouder voldaan.
3.2
Uit de Toekenningsbeschikking, waarin staat welk budget is toegekend en voor welke periode, volgt dat de budgethouder binnen zes weken na iedere voorschotperiode verantwoording dient af te leggen aan het zorgkantoor over de uitgaven aan hulp, zorg en begeleiding. De budgethouder ontvangt daarvoor een verantwoordingsformulier. Budget dat niet aan de in de beschikking opgenomen zorg is besteed, moet na afloop worden terugbetaald. Dat geldt ook als de budgethouder nalaat om verantwoording af te leggen. Voor het terug te vorderen bedrag wordt door het zorgkantoor een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking afgegeven, de zogeheten Definitieve Afrekening PGB.
3.3
Ook aan [appellant] is (over een langere periode) een PGB toegekend en zijn door Zilveren Kruis de hiervoor bedoelde verantwoordingsformulieren verzonden. Omdat verantwoording door [appellant] binnen de geldende termijn(en) uitbleef heeft Zilveren Kruis het aan [appellant] toegekende PGB met terugwerkende kracht beëindigd en de
reeds betaalde voorschotbedragen teruggevorderd. [appellant] heeft daaraan geen gevolg gegeven.

4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Zilveren Kruis heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 12.044,09 in hoofdsom, een bedrag van € 1.413,69 aan vervallen wettelijke rente tot aan de dag van de dagvaarding en een bedrag van € 698,15 (exclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis onverschuldigde betaling ten grondslag gelegd. De vordering betreft de voorschotperiodes 1 januari 2009 t/m 10 juni 2009, 1 januari 2010 t/m 31 december 2010, 1 januari 2012 t/m 31 december 2012,1 januari 2013 t/m
31 december 2013 en 1 januari 2014 t/m 31 december 2014. Zilveren Kruis heeft aangevoerd dat [appellant] over die periodes, in strijd met de in de (toelichting op de) Toekenningsbeschikkingen neergelegde verplichting tot verantwoorden, geen of onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. Zilveren Kruis heeft het aan [appellant] toegekende PGB met terugwerkende kracht beëindigd en de reeds betaalde voorschotbedragen tot een bedrag van € 12.044,09 als onverschuldigd betaald teruggevorderd. De beslissingen daartoe van 9 december 2011, 28 december 2011, 18 september 2013, 26 augustus 2015 en 28 oktober 2015 hebben formele rechtskracht, aldus Zilveren Kruis.
4.3
Tijdens de comparitie bij de rechtbank heeft Zilveren Kruis "coulancehalve" een ambtshalve beoordeling aangeboden. Zij heeft daartoe van [appellant] gevraagd om over te leggen: de zorgovereenkomsten met de heer [B] en mevrouw [C] , facturen, overzichten en/of urenstaten waaruit volgt dat zorg is verleend en wat de aard van de zorg is geweest, en betalingsbewijzen.
4.4
[appellant] heeft vervolgens enige stukken overgelegd aan Zilveren Kruis. Zilveren Kruis heeft vervolgens gespecificeerd aangegeven welke stukken ontbraken. Zij heeft daarbij opgemerkt dat de door [appellant] overgelegde stukken geen volledig, eenduidig en voldoende gespecificeerd beeld gaven van de besteding van het PGB. De overgelegde stukken schoten volgens haar tekort om op grond daarvan de kosten ten laste van de PGB’s voor 2013 en/of 2014 te brengen. Zilveren Kruis heeft vervolgens onverplicht en eveneens uit coulance aangeboden [appellant] (en de heer [B] zo nodig telefonisch) te horen om zo alsnog duidelijkheid te krijgen. [appellant] heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.
4.5
Nadat door Zilveren Kruis vonnis was gevraagd, heeft [appellant] nog stukken ingediend, die door de kantonrechter zijn geweigerd, gelet op de stand van de procedure en de eerdere aanhoudingen.
4.6
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de besluiten van Zilveren Kruis waarbij de PGB’s zijn teruggevorderd formele rechtskracht hebben en dat [appellant] onvoldoende heeft voldaan aan de hem door Zilveren Kruis geboden mogelijkheid om alsnog verantwoording af te leggen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Zilveren Kruis toegewezen.

5.Het geschil en de beslissing in hoger beroep

5.1
[appellant] vordert in hoger beroep bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, van 27 maart 2019 te vernietigen en de vordering van Zilveren Kruis alsnog af te wijzen, met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten in beide instanties.
5.2
[appellant] heeft drie grieven tegen het vonnis gericht. Grief I houdt in dat de kantonrechter ten onrechte zou hebben overwogen dat [appellant] niet is ingegaan op het aanbod van Zilveren Kruis om alsnog de benodigde informatie te verstrekken. Grief II richt zich tegen het feit dat de kantonrechter de door [appellant] op 8 januari 2019 ingediende stukken heeft teruggezonden en niet in de beoordeling heeft betrokken. Grief III betreft een zogenoemde veeggrief. In de toelichting op de grieven heeft [appellant] nog naar voren gebracht dat door de kantonrechter onvoldoende is meegewogen zijn forse medische problematiek en zijn inzet om informatie aan te leveren.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Het gaat in deze zaak om terugvordering van eerder door Zilveren Kruis aan [appellant] toegekende PGB’s, omdat de kosten onvoldoende verantwoord zijn. De uitgekeerde bedragen zijn teruggevorderd en de beschikkingen zijn onherroepelijk geworden. Zilveren Kruis heeft in deze procedure gesteld dat [appellant] onvoldoende dan wel geen verantwoording heeft afgelegd voor het uitgekeerde bedrag van € 12.044,09, zodat dit bedrag op die grond onverschuldigd door haar aan [appellant] is betaald en door hem dient te worden terugbetaald. Zilveren Kruis heeft zich daarbij beroepen op de formele rechtskracht van de terugvorderingsbeschikkingen. Dit houdt in dat de civiele rechter is gebonden aan de bestuursrechtelijke besluiten (de terugvorderingsbeschikkingen) omdat niet (tijdig) of zonder succes bij de bestuursrechter aangevochten besluiten rechtmatig en onaantastbaar worden geacht. Het hof volgt Zilveren Kruis hierin. Omdat de terugvorderingsbeschikkingen formele rechtskracht hebben gekregen staat vast dat Zilveren Kruis onverschuldigd heeft betaald aan [appellant] , zodat hij de ontvangen bedragen moet terugbetalen (vgl. Hof Den Haag 20 augustus 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2200). Hieraan doet niet af dat Zilveren Kruis desondanks in de procedure in eerste aanleg [appellant] een kans heeft geboden om alle door haar in het kader van de beoordeling van de zorguitgaven benodigde stukken over te leggen en zich in dat geval bereid heeft verklaard tot een ambtshalve herziening van de beschikkingen. Die kans heeft hij, ondanks diverse in zijn belang door Zilveren Kruis gedane verzoeken om aanhouding van de zaak - teneinde [appellant] extra tijd te geven om de gevraagde stukken over te leggen -, immers niet benut. Ook als het hof ervan zou uitgaan dat Zilveren Kruis, ondanks de formele rechtskracht van de in rechtsoverweging 4.2 genoemde beschikkingen nog steeds gehouden zou zijn tot een ambtshalve beoordeling, dan kan het hof niet anders dan vaststellen dat, hoewel [appellant] ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om hieraan te voldoen, de daartoe opgevraagde stukken voor een belangrijk deel nog steeds ontbreken en dat het ervoor moet worden gehouden dat Zilveren Kruis die beoordeling niet kan maken. De grieven falen.
De slotsom
5.4
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in het hoger beroep aan de zijde van Zilveren Kruis zullen worden vastgesteld op € 2.020,- aan verschotten en op € 1.074,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief (1 punt, tarief II).

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep;
bekrachtigt het vonnis van (de kantonrechter in) de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort van 27 maart 2019;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 2.020,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. M.W. Zandbergen en mr. P.S. Bakker, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.