ECLI:NL:GHDHA:2019:2200

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
200.238.486
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over terugvordering van onverschuldigde PGB-voorschotten en de toepassing van formele rechtskracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam. Zilveren Kruis vordert de terugbetaling van onverschuldigd betaalde voorschotten van een persoonsgebonden budget (PGB) aan de geïntimeerde, die sinds 2010 een PGB ontvangt. De kantonrechter had de vordering van Zilveren Kruis slechts gedeeltelijk toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft vastgesteld dat de beschikking van 15 juli 2015 onherroepelijk is en dat de formele rechtskracht van deze beschikking betekent dat de civiele rechter ervan moet uitgaan dat deze in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften. Het hof concludeert dat de geïntimeerde niet voldoende verantwoording heeft afgelegd over de besteding van de PGB-voorschotten en dat Zilveren Kruis in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de coulance-regeling niet toe te passen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van Zilveren Kruis in zijn geheel toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.238.486
Zaaknummer rechtbank : 6013932 \ CV EXPL 17-18132

arrest van 20 augustus 2019

inzake

Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,

gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
advocaat: mr. J. Verbeeke te Rotterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.M. Coskun te Zaandam.

De verdere loop van het geding

Voor het verloop van het geding tot 12 juni 2018, verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft op 4 september 2018 plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven (met productie) heeft Zilveren Kruis vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Hierna heeft Zilveren Kruis een akte genomen en [geïntimeerde] een antwoordakte.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de kantonrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Met inachtneming van hetgeen verder in hoger beroep is komen vast te staan, gaat het daarbij om het volgende.
2.1
Zilveren Kruis is op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangewezen als zorgkantoor. In dat kader is zij uitvoerder van onder meer de Persoonsgebonden Budget (PGB) regeling en kent zij namens de zorgverzekeraars in de regio zogenoemde PGB's toe.
2.2
Een PGB is een alternatief voor zorg in natura. Het is een geldbedrag waarmee iemand die een zorgindicatie heeft zelf hulp en begeleiding kan inkopen. Degene die een PGB ontvangt (de budgethouder) moet daarover verantwoording afleggen aan het zorgkantoor.
2.3
De hoogte van het PGB is afhankelijk van het indicatiebesluit dat door het Centrum Indicatiestelling Zorg wordt vastgesteld.
2.4
Van het bruto PGB-budget gaat eerst een eigen bijdrage af, waarvan de hoogte afhankelijk is van het soort zorg en hulp. Het resterende bedrag (het netto budget) wordt door het zorgkantoor in de vorm van voorschotten aan de budgethouder voldaan.
2.5
[geïntimeerde] beschikt sinds 2010 over een PGB. Zij is daartoe op 4 april 2010 een zorgovereenkomst aangegaan met Nisanur Zorg als zorgverlener (hierna: Nisanur Zorg). De voorschotten die [geïntimeerde] ontving werden door Nisanur Zorg op een daarvoor bestemde aparte rekening beheerd. [geïntimeerde] heeft sinds 2010 steeds op dezelfde wijze verantwoording afgelegd over de besteding van het door haar ontvangen budget.
2.6.
Sinds 2012 zijn contante betalingen aan de zorgverlener verboden.
2.7
Aan [geïntimeerde] is bij voorlopige toekenningsbeschikking PGB 2013 van 10 december 2012 voor 2013 een bij wijze van voorschotten uit te keren netto PGB toegekend van € 6.191,74, welk bedrag bij beschikking van 21 mei 2014 is teruggebracht tot € 6.184,44. In de bijlage bij die beschikkingen was – onder meer – het volgende vermeld:
"U bent verplicht verantwoording af te leggen over uw PGB. Budget dat niet aan PGB-zorg is besteed, wordt teruggevorderd door het Zorgkantoor.
Verantwoording vindt als volgt plaats:
(…)
2. Bedraagt uw PGB meer dan € 5.000 op jaarbasis, dan moet u twee keer per jaar verantwoording afleggen. (…)
(…)
Verplichtingen
Artikel 2.6.9
1. Bij de verlening van het netto persoonsgebonden budget worden de verzekerde de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de verzekerde gebruikt het budget uitsluitend voor betaling van zorg als bedoeld in artikel (…) en de betaling van bemiddelingskosten (…);
b. de zorg die de verzekerde inkoopt, is kwalitatief verantwoord;
c. de verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener of zorgverlenende instantie waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen;
1°. declaraties voor verleende zorg worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de verzekerde zijn ingediend,
2°. een declaratie van een zorgverlener bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaal nummer en de naam van de zorgverlener, en wordt door de zorgverlener ondertekend,
3°. een declaratie van een zorgverlenende instantie bevat het nummer waarmee die instantie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de zorgverlenende instantie, en wordt namens de zorgverlenende instantie ondertekend;
d. de verzekerde stelt, op verzoek van het zorgkantoor, de in onderdeel bedoelde overeenkomsten en declaraties alsmede zijn rekeningafschrift (…) ter beschikking van het zorgkantoor. (…);
e. de verzekerde legt door middel van invulling en ondertekening van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording af over de besteding van het verleende persoonsgebonden budget;
(…)
j. de verzekerde doet geen contante betalingen;
(…)"
2.8
Bij beschikking van 21 mei 2014 heeft Zilveren Kruis de door [geïntimeerde] ingestuurde verantwoordingsformulieren 2013 na zogenoemde "globale controle" akkoord bevonden en het PGB definitief vastgesteld op € 6.184,44.
2.9
Voor het jaar 2014 heeft Zilveren Kruis op 27 december 2013 aan [geïntimeerde] voorlopig een bij wijze van voorschotten uit te keren netto budget toegekend van € 5.857,44. Ook bij deze beschikking was een bijlage gevoegd waarin werd gewezen op de plicht verantwoording af te leggen over het PGB, met daarin opgenomen het hiervoor geciteerde artikel 2.6.9.
2.1
Bij beschikking van 15 juli 2015 heeft Zilveren Kruis de door [geïntimeerde] ingestuurde verantwoordingsformulieren 2014 na zogenoemde "intensieve controle" onvoldoende bevonden en de subsidievaststelling PGB vastgesteld op nihil.
2.11
Onder alle genoemde beschikkingen was een zogenoemde bezwaarclausule opgenomen.
2.12
Op 13 juni 2016 heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 21 mei 2014 en 15 juli 2015.
2.13
Bij beschikking op bezwaar van 27 september 2016 heeft Zilveren Kruis de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
2.14
Het door [geïntimeerde] tegen de beschikking op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank Rotterdam, team bestuursrecht op 10 februari 2017 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet (tijdig) betalen van het griffierecht.
2.15
Zilveren Kruis heeft de als gevolg van de beschikkingen van 21 mei 2014 en 15 juli 2015 in 2013 en 2014 onverschuldigde betaalde voorschotbedragen van in totaal € 5.864,74 (te weten: € 7,30 over 2013 en € 5.857,44 over 2014) teruggevorderd van [geïntimeerde] en toen betaling uitbleef het dossier overgedragen aan deurwaarderskantoor GGN.
2.16
Onder meer bij brief van 21 oktober 2016 van GGN heeft Zilveren Kruis aan [geïntimeerde] laten weten dat zij [geïntimeerde] uit coulance alsnog de mogelijkheid bood verantwoording af te leggen. Zij heeft daarbij om de volgende stukken gevraagd:
  • kopie van de zorgovereenkomst
  • kopieën van urendeclaraties van (alle) zorgverlener(s)
  • kopieën van de bankafschriften met betalingen aan Nisanur Zorg over het jaar 2014
  • een toelichting op de aard van de gegeven zorg. (Welke zorg is geleverd? Wat waren de doelen? Wat was de werkwijze?)
2.17
Bij e-mail van 15 november 2016 schreef GGN aan Nisanur Zorg:
"U heeft mij een kopie van de zorgovereenkomst gezonden. Dit is 1 van de gevraagde stukken welke u dient te overleggen. De resterende stukken, zoals aangegeven in ons schrijven van 21 oktober jl. ontvangen wij graag nog deze week."
2.18
[geïntimeerde] schreef (via een e-mailadres toebehorend aan haar gemachtigde [X] van Nisanur Zorg) bij e-mail van 19 november 2016 het volgende:
"(…)
Als volgt voeg ik nogmaals de ingescande document waarin u de urendeclaraties en facturen terug kunt vinden. Ook zal ik de contract van mij met mijn zorgverlener toevoegen, zodat u kunt terugzien dat de zorg is ingekocht door Nisanurzorg.
Helaas beschik ik niet over de bankafschriften, in het jaar 2013-2014 heb ik betalingen handmatig betaald aan mijn zorgverlener. Aan de hand van de betalingen heb ik facturen gekregen (…) die zijn ondertekend door de zorgverlener. U kunt ook altijd contact opnemen met Nisanurzorg, ook zij zullen mijn betalingen bevestigen.
De toelichting op de aard van de gegeven zorg is ook bijgevoegd. (…)
Uw organisatie heeft voorheen ook ingezien dat de budget is uitbesteed aan de geleverde zorg. Aan de hand van de eerder opgestuurde documenten heeft u ook de beslissing genomen dat de budget inderdaad hiervoor is uitbesteed.
(…)"
2.19
Zilveren Kruis heeft geen genoegen genomen met de toegezonden documenten.
2.2
Bij inleidende dagvaarding vorderde Zilveren Kruis de veroordeling van [geïntimeerde] om aan haar een bedrag te betalen van € 7.301,55 (bestaande uit een hoofdsom van € 5.864,74; € 808,57 aan buitengerechtelijke kosten incl. BTW en € 628,24 aan verschenen rente) vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.864,74 vanaf 22 mei 2017 alsmede de proceskosten. Zij legde aan deze vordering ten grondslag dat de definitieve afrekeningen PGB, gedateerd 22 mei 2014 en 15 juli 2015 inmiddels formele rechtskracht bezitten. [geïntimeerde] heeft nadien niet alsnog op de juiste wijze verantwoording afgelegd, omdat zij geen bankafschriften kan overleggen van de betalingen aan Nisanur Zorg.
2.21
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis (slechts) toegewezen tot een bedrag van € 55,70 (bestaande uit een hoofdsom van € 7,30 en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente over € 7,50 vanaf 22 mei 2017. De kantonrechter oordeelde daartoe dat de hiervoor in rov. 2.13 genoemde beschikking onherroepelijk is en dat het beginsel van formele rechtskracht met zich brengt dat de civiele rechter ervan dient uit te gaan dat die beschikking zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. [geïntimeerde] dient daarom over 2013 een bedrag van € 7,30 als onverschuldigd betaald aan Zilveren Kruis terug te betalen.
Het beginsel van formele rechtskracht geldt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet ten aanzien van de aan [geïntimeerde] uit coulance geboden mogelijkheid om alsnog – buiten de verantwoordingstermijn – verantwoording af te leggen over het jaar 2014.
Ten aanzien van die verantwoording heeft de kantonrechter overwogen, dat contante betalingen op grond van artikel 2.6.9 eerste lid, aanhef en onder j Regeling subsidies AWBZ (Rsa) verboden zijn, maar dat het beroep van Zilveren Kruis op die bepaling in de gegeven uitzonderlijke omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter heeft tot uitgangspunt genomen dat het ontbreken van girale betalingsbewijzen de enige weigeringsgrond is. Zilveren Kruis heeft niet betwist dat [geïntimeerde] de op de facturen van Nisanur Zorg vermelde zorg heeft ontvangen en evenmin dat zij ook in 2013 – toen contante betalingen al waren verboden – de (door Nisanur Zorg getekende facturen als) kwitanties van de aan haar gedane betalingen heeft geaccepteerd. [geïntimeerde] mocht er daarom op vertrouwen dat Zilveren Kruis deze wijze van verantwoorden ook in 2014 zou accepteren. De stelling van Zilveren Kruis dat, wanneer zij in 2013 de verantwoording aan een intensieve controle zou hebben onderworpen, al in dat jaar de voorschotten zou hebben teruggevorderd, werd als onvoldoende onderbouwd onderworpen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten waren volgens de kantonrechter daarom slechts toewijsbaar tot een bedrag van € 48,40.
3.1
In hoger beroep vordert Zilveren Kruis de vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij haar vorderingen zijn afgewezen en alsnog integrale toewijzing van haar vorderingen. De grieven van Zilveren Kruis zijn gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat het beginsel van formele rechtskracht niet geldt ten aanzien van de coulanceregeling (grief 1) en tegen de overweging dat onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Zilveren Kruis zich beroept op artikel 2.6.9 lid 1 en onder j van de Rsa. In hoger beroep stelt Zilveren Kruis zich bovendien op het standpunt dat door [geïntimeerde] (ook) niet is verantwoord welke zorg zij heeft ontvangen en voor welke zorg zij heeft betaald. Zilveren Kruis kan – zonder deugdelijke verantwoording – niet beoordelen of het gaat om geïndiceerde zorg en betwist bij gebrek aan wetenschap dat hier sprake van is geweest (grief 2). Verder is Zilveren Kruis van oordeel dat de kantonrechter als uitvloeisel van een en ander de buitengerechtelijke kosten en rente te laag heeft vastgesteld (grief 3) en een onjuiste proceskostenveroordeling is uitgesproken (grief 4).
3.2
Het hof overweegt als volgt.
Ter beoordeling staat –uitsluitend– het in eerste aanleg niet toegewezen deel van de vordering van Zilveren Kruis, te weten de vordering tot terugbetaling van de voor het jaar 2014 betaalde voorschotten tot een bedrag van € 5.857,44. Terecht heeft de kantonrechter overwogen dat ten aanzien van de hiervoor in rov. 2.13 genoemde beschikking, waartegen een bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opgestaan, het beginsel van formele rechtskracht met zich brengt dat de civiele rechter ervan dient uit te gaan dat deze, zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud, in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Van bijzondere omstandigheden die zo klemmend zijn dat deze een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigen is niet gebleken. [geïntimeerde] heeft weliswaar gesteld dat zij een hulpbehoevende vrouw is die geen opleiding heeft genoten, niet in staat is om haar eigen administratie te beheren en die de Nederlandse taal niet machtig is, om welke reden Nisanur Zorg heeft besloten haar administratie voor haar te verzorgen, maar zij heeft deze stellingen in het geheel niet onderbouwd. Deze omstandigheden doen overigens ook niet af aan haar eigen verantwoordelijkheid om, zo nodig, hulp te zoeken. Ook heeft [geïntimeerde] niet verklaard waarom "de dochter van de zorgverlener", die haar in 2016 heeft geholpen met het maken van bezwaar en het afleggen van verantwoording richting Zilveren Kruis, haar niet op een eerder tijdstip had kunnen helpen. Dat Nisanur Zorg in zwaar weer verkeerde is een onvoldoende verklaring. Dit betekent dat het hof het er – op grond van formele rechtskracht van de beschikking van 15 juli 2015 – voor moet houden dat de in 2014 betaalde voorschotten tot een bedrag van € 5.857,44 onverschuldigd aan [geïntimeerde] zijn betaald.
3.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:203, lid 2 BW volgt hieruit dat Zilveren Kruis, voor zover in hoger beroep aan de orde, een vordering op [geïntimeerde] heeft tot teruggave van € 5.857,44. Zilveren Kruis heeft zich echter bereid getoond, op grond van de zogenoemde coulance-regeling af te zien van deze vordering (behoudens de incassokosten en rente), indien [geïntimeerde] – hoewel de termijn daarvoor eigenlijk al is verstreken – alsnog zodanig verantwoording aflegt ten aanzien van de ontvangen bedragen, dat daarmee voldoende vast komt te staan dat zij deze bedragen besteed heeft op de wijze die is voorgeschreven in de Rsa. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, betreft de toepassing van de coulance-regeling (die geen wettelijke basis kent) geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het beginsel van formele rechtskracht van het besluit van 15 juli 2015 staat voorts aan toepassing van de coulance-regeling niet in de weg. De coulance-regeling moet worden gezien als een onherroepelijk aanbod om – ondanks de formele rechtskracht van het besluit van 15 juli 2015 – af te zien van de terugvordering van de op basis van dat besluit onverschuldigd betaalde hoofdsom, indien de verantwoording alsnog wordt geaccepteerd. Daarmee ligt thans de vraag voor of Zilveren Kruis in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan de voorwaarden die Zilveren Kruis heeft gesteld aan deze toezegging. Daarbij gaat het er niet alleen om of Zilveren Kruis genoegen had moeten nemen met de contant door [geïntimeerde] verrichte betalingen maar ook om de vraag of [geïntimeerde] de aan haar verstrekte voorschotten heeft verleend aan de bekostiging van de geïndiceerde zorg. Zilveren Kruis heeft immers in haar brief van 21 oktober 2016, waarin zij het aanbod tot ambtshalve heroverweging heeft herhaald, als voorwaarden voor die heroverweging opgenomen dat een toelichting op de aard van de gegeven zorg zou worden gegeven. Er is geen reden waarom Zilveren Kruis [geïntimeerde] niet aan deze voorwaarde van het coulance-aanbod kan houden. Het hoger beroep dient ook voor herstel van fouten.
3.4
Niet in geschil is dat [geïntimeerde], voorafgaand aan de comparitie van het hof, niet alle door Zilveren Kruis in haar aanbod van 21 oktober 2016 gevraagde informatie heeft verschaft. Ter comparitie bij het hof op 4 september 2018 heeft Zilveren Kruis zich echter bereid verklaard de verantwoording van [geïntimeerde] over 2014 opnieuw te bekijken, waarbij zij – zakelijk weergegeven – heeft aangegeven dat zij de volgende stukken wenste te ontvangen, opdat zij kan beoordelen of de geïndiceerde zorg aan [geïntimeerde] is geleverd en betaald:
  • een beschrijving van de werkzaamheden en werkwijze van de zorgverlener, de ondernomen activiteiten en de daarmee beoogde doelen (bijvoorbeeld door de beschrijving van een dag);
  • een urenverantwoording, waaruit blijkt op welke dagen, hoeveel uren van welk type zorg is verleend;
  • bankafschriften waaruit de opname van de geldbedragen blijkt die vervolgens aan Nisamur Zorg zouden zijn betaald;
  • een verklaring van Nisamur Zorg dat de door [geïntimeerde] betaalde bedragen zijn ontvangen, en
  • een lijst met namen van de personen die in 2014 zorg aan [geïntimeerde] hebben verleend;
  • bewijsstukken waaruit blijkt dat deze personen voor die zorg zijn betaald.
3.5
Zilveren Kruis heeft in haar memorie van grieven en in de op 19 maart 2019 door haar genomen akte gesteld dat [geïntimeerde] de gevraagde informatie niet heeft geleverd. Zij stelt dat zij slechts haar reeds bekende stukken heeft ontvangen, die geen basis vormde om tot een serieuze heroverweging te komen.
3.6
In haar memorie van antwoord weerspreekt [geïntimeerde] een en ander niet afdoende. Zij stelt dat zij heeft geprobeerd de gevraagde informatie te achterhalen bij Nisanur Zorg, maar dat Nisanur Zorg haar heeft laten weten dat zij niet meer over de gevraagde informatie beschikt en/of in verband met de privacy van de zorgverleners niet wenst over te leggen. De advocaat van [geïntimeerde] zou nog wel hebben gepoogd de gevraagde bankafschriften aan de advocaat van Zilveren Kruis te doen toekomen, maar de e-mail is uiteindelijk niet verzonden. Deze is als concept blijven steken in de mailbox van de advocaat van [geïntimeerde].
3.7
Gelet op het vorenstaande kan niet anders dan worden geoordeeld dan dat de weigering van Zilveren Kruis de coulance-regeling toe te passen de toets kan doorstaan. [geïntimeerde] heeft immers op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond, dat zij de aan haar verstrekte voorschotten heeft besteed aan bekostiging van de geïndiceerde zorg. Zo ontbreekt een beschrijving van het type zorg dat aan [geïntimeerde] zou zijn verleend (een dagbeschrijving), evenals een urenverantwoording en de namen van de personen die de betreffende zorg zouden hebben verleend. De overgelegde door Nisanur Zorg opgestelde “toelichting op de aard van de gegeven zorg” vormt slechts een zeer globale omschrijving van mogelijk te geven zorg en voldoet niet aan de door Zilveren Kruis (als voorwaarde voor de ambtshalve beoordeling) gevraagde informatie. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld (en Zilveren Kruis in eerste aanleg heeft betoogd, maar welk standpunt Zilveren Kruis in hoger beroep heeft verlaten) gaat het er dus niet alleen om dat [geïntimeerde] contante betalingen heeft verricht. De verantwoording schiet ook tekort ten aanzien van de geleverde zorg. De enkele omstandigheid dat Zilveren Kruis in eerdere jaren na globale controle de (soortgelijke) verantwoording van [geïntimeerde] heeft geaccepteerd, maakt niet dat moet worden geoordeeld dat zij bij de toepassing van de coulanceregeling niet strikt mag vasthouden aan de daarbij door haar geformuleerde voorwaarden. Dit betekent dat de grief 2 van Zilveren Kruis in zoverre slaagt.
3.8
Hieruit volgt dat [geïntimeerde] naast het door de kantonrechter reeds toegewezen bedrag van € 7,30, € 5.857,44 (dus in totaal € 5.864,74) aan Zilveren Kruis dient terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. In het verlengde hiervan moet worden geoordeeld dat de kantonrechter de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten ten onrechte naar beneden heeft aangepast tot een niveau passend bij een hoofdsom van € 7,30. Grief 3 slaagt dus eveneens. In eerste aanleg noch in hoger beroep heeft [geïntimeerde] de hoogte van de gevorderde rente betwist, anders dan door de stelling dat de hoofdsom niet verschuldigd was. De gevorderde rente zal daarom worden toegewezen. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg niets anders gesteld dan dat niet zodanige kosten zijn gemaakt, dat deze een aparte kostenveroordeling rechtvaardigen en dat deze onredelijk hoog zijn. De kantonrechter heeft deze bezwaren in rov. 5.11 van het bestreden vonnis verworpen. Tegen de overweging van de kantonrechter dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, dat Zilveren Kruis [geïntimeerde] een kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft doen toekomen, en dat Zilveren Kruis dus aanspraak kan maken op buitengerechtelijke kosten conform dat besluit is [geïntimeerde] in hoger beroep niet opgekomen. Het hof acht deze overweging ook juist. Evenmin heeft [geïntimeerde] gemotiveerd gesteld dat het door Zilveren Kruis berekende bedrag niet correct is. Dit betekent dat ook de door Zilveren Kruis gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten voor toewijzing gereed ligt.
3.9
Dit een en ander impliceert dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. De inleidende vorderingen van Zilveren Kruis zullen alsnog volledig worden toegewezen. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg als van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam zitting houdend te Rotterdam van 23 februari 2018,
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Zilveren ruis van een bedrag van € 7.301,55, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.864,74, te berekenen vanaf 22 mei 2017 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op 23 februari 2018 begroot op € 101,05 aan explootkosten, € 470,-- aan griffierecht en € 625,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 99,91 aan explootkosten, € 726,-- aan griffierecht en € 1.897,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, D.A. Schreuder en M.T. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.