In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van [verzoekster] B.V. als bewindvoerder en mentor van [D]. De zaak betreft twee verzoeken, met zaaknummers 200.205.341/01 en 200.213.591/01, die voortvloeien uit eerdere beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kantonrechter had op 12 oktober 2016 [verzoekster] ontslagen als bewindvoerder en benoemde [B] als opvolgend bewindvoerder. Tevens werd [verzoekster] ontslagen als mentor van [D], met benoeming van Stichting Bewindvoering [F] als opvolgend mentor.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] in staat van faillissement is verklaard op 27 februari 2018, en dat dit faillissement op 21 januari 2020 is opgeheven wegens gebrek aan baten. De vennootschap is vervolgens ontbonden. Het hof oordeelt dat, op basis van artikel 1:448 BW, de taak van de bewindvoerder eindigt bij faillietverklaring. Aangezien [verzoekster] niet langer een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, kan zij niet als bewindvoerder of mentor blijven functioneren. Het hof heeft daarom het verzoek van [verzoekster] om als bewindvoerder en mentor aan te blijven afgewezen.
De grieven van [verzoekster] zijn niet toewijsbaar, en het hof heeft besloten om de beschikkingen van de kantonrechter te bekrachtigen. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de omstandigheden geen verdere bespreking vereisten. De uitspraak bevestigt de noodzaak van rechtsgeldigheid en de gevolgen van faillissement voor de rol van bewindvoerder en mentor.