ECLI:NL:GHARL:2020:324

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
200.238.685/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen door Solutions c.s. aan Lentink c.s. en de vraag naar meerwerk en opdrachtverlening

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 14 januari 2020, staat de betaling van facturen door Solutions c.s. aan Lentink c.s. centraal. Solutions c.s., bestaande uit Stichting Solutions-Center, Solutions-Vastgoed B.V. en Lemeey III B.V., zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil over openstaande facturen die betrekking hebben op werkzaamheden verricht door Lentink c.s., waaronder Kreston Lentink Audit B.V. en Lentink Accountants/Belastingadviseurs. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van Lentink c.s. toegewezen, maar Solutions c.s. betwistten de rechtsgeldigheid van de facturen en stelden dat er geen opdracht was gegeven voor de werkzaamheden die in rekening waren gebracht.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep besproken, waarbij het verloop van de eerdere rechtszaken en de ingediende stukken zijn behandeld. Het hof oordeelt dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW van toepassing is, wat betekent dat Solutions c.s. binnen een redelijke termijn na ontvangst van de facturen had moeten klagen over eventuele gebreken. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat er sprake is van meerwerk waarvoor extra kosten in rekening zouden moeten worden gebracht. De vorderingen van Lentink c.s. worden gedeeltelijk toegewezen, maar het hof laat ook ruimte voor bewijslevering door Lentink c.s. met betrekking tot de meerwerkopdrachten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke afspraken tussen opdrachtnemers en opdrachtgevers over de reikwijdte van de werkzaamheden en de bijbehorende kosten. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere bewijslevering en het vaststellen van verhinderdata voor de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.238.685/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland C/16/417585, C/16/439032 en C/16/439035)
arrest van 14 januari 2020
in de zaak van

1.Stichting Solutions-Center,

gevestigd te Voorthuizen,
hierna:
Center,

2. Solutions-Vastgoed B.V.,

gevestigd te Voorthuizen,
hierna:
Vastgoed,

3. Lemeey III B.V.,

gevestigd te Voorthuizen,
hierna:
Lemeey,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
Solutions c.s.,
advocaat: mr. S.Y. van Odijk, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen

1.Kreston Lentink Audit B.V.,

gevestigd te Huizen,
hierna:
Kreston,
2.de maatschap
Lentink Accountants/Belastingadviseurs,
kantoorhoudende te Huizen,
hierna:
Lentink,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
Lentink c.s.,
advocaat: mr. S.K. Tuithof, kantoorhoudend te Haarlem.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor de gedingen in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 2 november 2016 en
12 april 2017, en de vonnissen van 14 december 2016, 12 juli 2017 en 29 november 2017 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 27 februari 2018 gericht tegen het eindvonnis van
29 november 2017;
- de memorie van grieven (met producties) van 19 juni 2018;
- de memorie van antwoord (met producties) van 11 september 2018;
- het comparitie-arrest van 17 september 2019;
- de comparitie die gehouden is op 4 november 2019 en waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op de door Solutions c.s. overgelegde stukken aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat uit van de navolgende feiten.
3.2
Solutions c.s. vormen een privaat geïnitieerde verslavingszorginstelling, waarbij door Center een kliniek in Voorthuizen wordt geëxploiteerd met een vergunning als psychiatrisch ziekenhuis op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (verder: WTZi-vergunning). Lemeey is de moedermaatschappij.
3.3
In 2011 is Solutions c.s. verkocht. Na deze overdracht zijn er wijzigingen in de structuur van Solutions c.s. aangebracht.
3.4
In 2014 is Kreston door de toenmalige directie van Solutions c.s. aangesteld als onafhankelijk controlerend accountant. Op 31 december 2014 heeft Kreston een opdrachtbevestiging opgesteld voor de controle van de jaarrekeningen 2014 die op
5 juni 2015 door Solutions c.s. is ondertekend. Daarin is een honorarium opgenomen van in totaal € 74.950,- (ex btw) waarvan de grootste post, € 32.650,-, betrekking heeft op de controle van de jaarrekening van Center. In de opdrachtbevestiging is verder onder meer de volgende passage opgenomen:
“De NZA heeft op dit moment de regelgeving voor de GGZ voor 2014 nog niet uitgebracht. Zo ontbreken op dit moment onder andere de ‘Omzethandreiking 2014 en de Controleprotocollen voor de DBC-productie 2014’. Daarnaast is er nog geen definitief plan van aanpak om de problemen volgens NBA Audit Alert 32 op te lossen. De eventuele extra werkzaamheden voortkomend uit de hiervoor genoemde punten, zijn op dit moment niet in te schatten en zijn daardoor niet meegenomen in bovenstaand budget. Zodra deze informatie beschikbaar is, zullen wij met u overleg hebben om de budgettaire consequenties hiervan te bespreken”.
3.5
Op de opdracht zijn de algemene voorwaarden van Lentink van toepassing verklaard.
Artikel A van de algemene voorwaarden luidt:
“1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder
Opdrachtnemer
a. Lentink Accountants / Belastingadviseurs, een maatschap van besloten vennootschappen (‘praktijkvennootschappen’) gevestigd te Huizen, Almere en Hilversum. Een lijst van vennoten wordt op verzoek toegezonden; of
b. Lentink Audit B.V.
(…)
2. Alle opdrachten worden, met terzijdestelling van de artikelen 7:404 en 7:407 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitsluitend aanvaard en uitgevoerd door Opdrachtnemer
(…)”
3.6
Bij de uitvoering van de koopovereenkomst van 2011 zijn problemen ontstaan die er toe hebben geleid dat de oorspronkelijke eigenaren van Solutions c.s. op 10 augustus 2015 de eigendom van de aandelen terug hebben gekregen. De financiële situatie van Solutions c.s. was op dat moment niet florrissant. De oorspronkelijke eigenaren hebben ook nieuwe bestuurders aangesteld, waarbij aandeelhouder [A] (verder [A] ) bestuurder is geworden. Tussen [A] en Kreston zijn daarna al snel spanningen ontstaan, onder meer vanwege de na de overdracht in 2011 doorgevoerde structuurwijziging waarover [A] Kreston een verwijt maakte. Solutions c.s. hebben op 2 november 2015 de overeenkomst met Kreston opgezegd.
3.7
Solutions c.s. hebben een aantal facturen van Lentink c.s. onbetaald gelaten.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Lentink c.s. hebben de betaling van openstaande facturen gevorderd. Deze facturen zien alle op werkzaamheden verricht tussen mei 2015 en de opzegging van de opdracht. De verschillende onderdelen van Solutions c.s. zijn daarbij elk bij afzonderlijke dagvaarding voor verschillende gerechten gedagvaard. Daarbij waren nog meer rechtspersonen behorende bij het Solutions cluster betrokken dan nu nog in appel procederen. In de procedure tegen Center trad alleen Kreston op als eiseres, in de procedures tegen Vastgoed en Lemeey trad uitsluitend Lentink op als eiseres.
4.2
Solutions c.s. hebben in al die procedures een reconventionele vordering ingesteld, waarbij zij schadevergoeding vorderden, nader op te maken bij staat, omdat Lentink c.s. onjuiste adviezen zou hebben verstrekt.
4.3
Alle procedures zijn uiteindelijk naar de rechtbank Midden-Nederland verwezen, vervolgens gevoegd en in één eindvonnis in alle gevoegde zaken afgedaan. Daarin heeft de rechtbank de vorderingen in reconventie afgewezen. Dat oordeel is in hoger beroep niet aangevochten.
4.4
De facturen waarvan Solutions c.s. betaling vorderden waren niet steeds afkomstig van de eisende partij in de desbetreffende procedure in eerste aanleg. Bij de (laatste) comparitie in eerste aanleg is een akte van cessie overgelegd waarmee alle vorderingen in de procedure tegen Center aan Kreston werden gecedeerd en waarmee in de beide andere procedures de vorderingen van Kreston aan Lentink werden gecedeerd. De rechtbank heeft deze cessies geaccepteerd. De rechtbank heeft de verweren van Solutions c.s. grotendeels verworpen en hen veroordeeld tot betaling van de facturen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat Solutions c.s. het verweer dat zij nooit opdracht aan Lentink hebben gegeven, voor het eerst bij conclusie van antwoord hebben gevoerd en dat dit verweer daarom als onvoldoende onderbouwd en toegelicht wordt verworpen. De rechtbank heeft ook de door Lentink c.s. gevorderde wettelijke handelsrente grotendeels toegewezen (grotendeels vanaf
7/9 maart 2016) evenals de gevorderde incassokosten.
4.5
Solutions c.s. hebben inmiddels aan het vonnis in eerste aanleg voldaan.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Solutions c.s. hebben zeven grieven opgeworpen. Deze grieven komen er in hoofdzaak op neer dat Solutions c.s. nooit een opdracht aan Lentink hebben gegeven, dat geen sprake is van meerwerk en dat zij in totaal al meer aan Lentink c.s. hadden voldaan (voorafgaand aan de procedure) dan de in de opdracht (zie rov 3.4) genoemde bedragen. In hoger beroep vorderen zij vernietiging van het vonnis en terugbetaling van al wat zij op grond daarvan aan Lentink c.s. hebben betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betaling tot aan de dag van de terugbetaling.
Nieuwe grieven ter comparitie
5.2
Solutions c.s. hebben bij hun spreekaantekeningen ter comparitie een tweetal nieuwe grieven geformuleerd (tegen toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en ten aanzien van de zorgplicht van Lentink c.s. als opdrachtnemer). Lentink c.s. hebben zich daartegen verzet. Het hof laat deze grieven, die te laat zijn voorgedragen, buiten beschouwing.
De klachtplicht
5.3
Lentink c.s. hebben in eerste aanleg als meest verstrekkend verweer tegen het betoog van Solutions c.s. een beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 BW gedaan, stellende dat Solutions c.s. niet binnen bekwame tijd na ontvangst van de door Lentink c.s. gezonden facturen over de verrichte werkzaamheden hebben geklaagd. In appel stellen zij wederom dat door niet tijdig enig verweer te voeren tegen de juistheid van de facturen, Solutions c.s. niet hebben voldaan aan hun klachtplicht, en van de juistheid van de facturen moet worden uitgegaan
5.4
Het hof oordeelt als volgt. Artikel 6:89 BW houdt in dat een schuldeiser die een gebrekkige prestatie ontvangt binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken dient te protesteren, op straffe van verval van bevoegdheden. Het artikel ziet alleen op ondeugdelijke nakoming; als er in het geheel niet is gepresteerd is toepassing van de bepaling niet aan de orde (HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3531). Niet als een prestatie in de zin van het artikel geldt het opstellen en het toezenden van een factuur (HR 11 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1565). Solutions c.s. hebben dan ook terecht aangevoerd dat Lentink c.s. zich niet met een beroep op de klachtplicht kan verweren tegen het betoog van Solutions c.s. dat voor de gefactureerde werkzaamheden geen opdracht was gegeven en dat geen sprake is van meerwerk. De inhoudelijke kwaliteit van het werk van Lentink c.s. vormt in hoger beroep geen onderwerp meer van het juridische debat, zij het dat ter comparitie is gebleken dat de heer [A] dat anders ervaart.
5.5
Grief 1 van Solutions c.s. is gelet hierop terecht voorgedragen voor zover deze zich keert tegen het oordeel van de rechtbank dat het verweer van Solutions c.s. dat zij geen opdracht hebben gegeven voor de gefactureerde werkzaamheden wordt verworpen omdat Solutions c.s. dit verweer te laat heeft gevoerd. Of dit Solutions c.s. baat, hangt er van af of dit verweer van Solutions c.s. opgaat. Het hof zal de verschillende onderdelen van dat verweer hierna bespreken.
Is er sprake van een overeenkomst(en) van opdracht tussen Solutions c.s. en Lentink
5.6
Het standpunt van Solutions c.s. is dat er uitsluitend aan Kreston een controleopdracht is verstrekt omdat deze vennootschap beschikte over de vereiste vergunning van de AFM. Een dergelijke vergunning is noodzakelijk in verband met de WTZi-vergunning van Solutions c.s. Niet ter discussie staat dat Lentink niet beschikt over deze vergunning van de AFM. Volgens Solutions c.s. hebben zij daarom nooit enige opdracht aan Lentink verstrekt en komt Lentink dan ook in het geheel geen vorderingsrecht toe.
5.7
Lentink c.s. stellen daartegenover dat alleen de controlewerkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening werden uitgevoerd door Kreston, dit in verband met de vergunningsplicht, en dat alle overige werkzaamheden door Lentink werden uitgevoerd. Lentink heeft die werkzaamheden vervolgens gefactureerd. Artikel A van de algemene voorwaarden (rov. 3.5) geeft hiervoor een basis, aldus Lentink c.s. Op grond van deze bepaling hebben zowel Kreston als Lentink als opdrachtnemers te gelden en hebben beiden een vorderingsrecht voor de door hen verrichte werkzaamheden.
5.8
Het hof verwerpt het beroep van Lentink c.s. op haar algemene voorwaarden. In artikel A staat dat Lentink
ofKreston de opdrachtnemer zijn, niet Lentink
enKreston. De opdrachtbevestiging voor de controleopdracht noemt uitsluitend Kreston als opdrachtnemer.
Dit betekent echter nog niet dat alleen daarom al de vorderingen van Lentink moeten worden afgewezen. Immers tussen partijen kan sprake zijn van nadere afspraken, zowel waar het (onderdelen van) de controleopdracht betreft, dan wel van andere opdrachten naast de controleopdracht. De stelplicht en de bewijslast dat daarvan sprake is, berust bij Lentink c.s. Het hof zal daarop bij de bespreking van de afzonderlijke facturen nader ingaan.
Is er sprake van meerwerk waarvoor Lentink c.s. een vordering toekomt?
5.9
Solutions c.s. hebben aangevoerd dat zij niet meer hoefden te betalen dan het bedrag genoemd in de schriftelijk vastgelegde controleopdracht en zij betwisten dat sprake is van meerwerk waarvoor zij een extra vergoeding zouden zijn verschuldigd. Zij stellen dat zij de controleopdracht inmiddels volledig hebben betaald.
5.1
Lentink c.s. voeren daartegen aan dat naast de controleopdracht nadere opdrachten zijn verstrekt en dat zij bij de uitvoering van de controleopdracht op meer onduidelijkheden stuitten dan waarmee zij rekening hadden gehouden, terwijl Solutions c.s. de benodigde stukken niet tijdig aanleverden. Dit rechtvaardigt volgens hen het in rekening brengen van meerwerk. Volgens Lentink c.s. is het in de branche gebruikelijk dat aan het einde van de controle wordt afgesproken welk bedrag als meerwerk in rekening kan worden gebracht. Lentink c.s. betwisten dat betalingen van Solutions c.s. die betrekking hebben op facturen voor werkzaamheden vóór mei 2015 die door het toenmalige bestuur van Solutions c.s. zijn geaccordeerd, allemaal moeten worden toegerekend aan het overeengekomen bedrag voor de werkzaamheden voor de controle over het boekjaar 2014.
5.11
Het hof passeert het verweer van Solutions c.s. dat alle gedane betalingen moeten worden opgeteld en toegerekend aan het overeengekomen bedrag voor de controleopdracht over boekjaar 2014. Voor zover door het toenmalige bestuur van Solutions c.s. facturen van Lentink c.s. zijn voldaan die niet zagen op de termijnbedragen voor de controleopdracht, kunnen deze niet met terugwerkende kracht daaraan worden toegerekend. Dat andere betalingen dan termijnbetalingen voor de controleopdracht onverschuldigd zouden zijn gedaan is gesteld noch gebleken. Het hof laat nog daar dat Solutions c.s. ook niet hebben kunnen aangeven waarom een betaling van Center zou leiden tot een beroep op verrekening van Vastgoed of Lemeey. Voor zover de facturen zien op termijnbedragen voor de controleopdracht, zijn deze dan ook door Solutions c.s. verschuldigd.
5.12
Het hof verwerpt het betoog van Lentink c.s. inzake het meerwerk. De accountant moet zorgen voor heldere afspraken met de klant over als meerwerk beschouwde werkzaamheden en hij moet die afspraken deugdelijk vastleggen (zie Accountantskamer
5 maart 2012,
ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0240). De toelichting die de heer [B] , bestuurder bij Lentink c.s. op dit punt ter comparitie heeft gegeven (“Wanneer het gaat om ingewikkelde vraagstukken, waardoor het meer werk kost, brengen we dat in rekening. Deze gesprekken gingen over onderwerpen die veel werk waren voor de jaarrekeningen en dan wordt het vaak meerwerk. Wanneer het gaat om onderwerpen die normaal niet aan de orde zijn wordt dat meerwerk.”) overtuigt het hof niet. Uit de controleopdracht zoals die door Kreston is opgesteld blijkt onvoldoende wanneer bij de voor de uitvoering van die opdracht noodzakelijke controlewerkzaamheden sprake is van meerwerk.
De facturen gericht aan Center
5.13
Het hof zal vervolgens, met inachtneming van wat hiervoor is overwogen, de facturen waarvan betaling door Center gevorderd wordt, achtereenvolgens bespreken (grieven 2 en 3). De centrale vraag hierbij is in hoeverre sprake is van meerwerk waarvoor opdracht is gegeven. Kreston vordert betaling door Center van in totaal negen facturen. Hiervan zijn vier facturen verzonden door Kreston (dit zijn de factuurnummers die beginnen met WTA) en vijf door Lentink. De vijf facturen van Lentink zijn gecedeerd aan Kreston, zodat Kreston gerechtigd is ook die vijf facturen te incasseren.
1. Factuur WTA20150179 van 8 juni 2015 € 3.206,50 (prod. D bij MvA)
5.14
Dit betreft termijn 8 van de controleopdracht. Deze nota is verschuldigd voor het volle bedrag van € 3.206,50 inclusief btw. Daarover is ook de wettelijke handelsrente verschuldigd zoals door de rechtbank is toegewezen vanaf 7 maart 2016, hetgeen verder niet afzonderlijk is aangevochten.
2. Factuur 201513209 van 9 juni 2015 € 9.256,50 (prod. E bij de MvA)
5.15
Dit betreft een factuur van Lentink voor een totaalbedrag van € 9.256,50 met daarop een viertal posten:
  • Werkzaamheden Achmea:De nadere onderbouwing in hoger beroep betreft enkel een agendaverzoek / uitnodiging voor een conference call. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit een enkel agendaverzoek niet worden afgeleid dat sprake is van een afzonderlijke meerwerkopdracht voor Lentink. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de factuur is dan ook ten onrechte toegewezen.
  • Werkzaamheden zelfonderzoek:Als nadere onderbouwing is een opdrachtomschrijving van Kreston in het geding gebracht, die per e-mail van
19 mei 2015 aan [C] van Center is gezonden, alsmede de acceptatie van die opdracht bij e-mail door [C] (prod. 3 bij de MvA). Het gaat hierbij, zo blijkt uit de opdrachtomschrijving, om het DBC-onderzoek 2014. Het onderzoek is “erop gericht toereikende informatie te verkrijgen om vast te stellen dat DBC’s met startdatum 2014 voldoen aan de door de NZa gepubliceerde vereisten”. Het hof is van oordeel dat met het overleggen van deze stukken voldoende is onderbouwd dat sprake is van meerwerk waarvoor opdracht is gegeven door Center. Het verweer van Center dat deze werkzaamheden onderdeel waren van de controleopdracht, treft geen doel. De heer [B] heeft ter comparitie voldoende uitgelegd wat het verschil was, nog daargelaten dat in de controleopdracht een voorbehoud was gemaakt voor het onderzoek naar de DBC-codes (zie hiervoor onder rov. 3.4). Daarbij wijst de overgelegde opdrachtomschrijving juist op het tegendeel. Ook het ter comparitie gedane beroep van Center op vertegenwoordigingsonbevoegdheid van [C] wordt door het hof gepasseerd. [B] heeft ter comparitie terecht een beroep gedaan op de door Center gecreëerde schijn van bevoegdheid, in die zin dat de personen die aanspreekpunt waren voor Lentink c.s. de bevoegdheid hadden Solutions c.s. te binden.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat sprake is van een aan Kreston verstrekte meerwerkopdracht. Center heeft echter aangevoerd dat nu Kreston als contractuele wederpartij van Center heeft te gelden, Lentink geen betaling kan vorderen. In beginsel staat het Kreston echter vrij de werkzaamheden waarvoor zij opdracht heeft gekregen door een derde te laten uitvoeren, tenzij uit de opdracht het tegendeel voortvloeit zoals bij het controleren van de jaarrekening, nu die door een gecertificeerd accountant moet worden gecontroleerd (artikel 6:30 BW). Voor eventuele overige opdrachten ligt dit anders, die mogen ook door anderen (derden) worden uitgevoerd. In het onderhavige geval heeft Kreston de overige opdrachten laten uitvoeren door Lentink. Het hof constateert dat Center niet heeft betwist dat de meerwerk-werkzaamheden zijn uitgevoerd noch heeft Center de hoogte van de in rekening gebrachte werkzaamheden betwist. Nu sprake is van een meerwerkopdracht die ook is uitgevoerd, is Center gehouden tot betaling. Dat de factuur niet door Kreston maar door Lentink is verzonden, die ook de werkzaamheden heeft uitgevoerd, maakt dit niet anders. Hieruit kan worden opgemaakt dat Lentink bevoegd is de betaling (eventueel namens Kreston) in ontvangst te nemen. Dit deel van de facturen is dan ook terecht toegewezen.
  • Vragen jaarrekening/Credit Base: Dit deel van de factuur is nader onderbouwd maar de onderbouwing is in het licht van het verweer onvoldoende om aan te nemen dat het gaat om meerwerk waarvoor opdracht is gegeven. Het hof zal Lentink c.s. op dit punt toelaten tot het door haar aangeboden getuigenbewijs dat op dit punt sprake is van een opdracht door Center voor het verrichten van meerwerk.
  • Regeling België:Op dit punt is geen nadere onderbouwing verstrekt. In de controleopdracht is opgenomen dat de controle voor consolidatiedoeleinden van de onderliggende deelnemingen in SolutionS België in de opdracht is inbegrepen. Center heeft aangevoerd dat het zoeken van een andere accountant in België veeleer een acquisitieopdracht is dan meerwerk. Dit is onvoldoende weersproken. Dit deel van de factuur is dan ook ten onrechte toegewezen.
Per saldo is derhalve een bedrag van € 6.248,- ex btw (inclusief btw derhalve € 7.560,-) toewijsbaar, en een bedrag van € 729,50 ex btw (€ 882,70 inclusief btw) afhankelijk van nadere bewijslevering. De rest van het factuurbedrag, € 672,50 ex btw (€ 813,73 inclusief btw) is niet toewijsbaar.
3. Factuur 201513754 van 8 juli 2015 € 17.843,27 (prod. F bij de MvA)
5.16
Dit betreft een factuur van Lentink voor een totaalbedrag van € 17.843,27
  • Werkzaamheden zelfonderzoek:Deze post is toewijsbaar op dezelfde voet als hiervoor onder 5.15 is geoordeeld voor een gelijknamige post.
  • Werkzaamheden ziekteverzuim:Weliswaar is door Kreston een ondertekende opdrachtbevestiging overgelegd, maar de contractspartij (opdrachtgever) is een andere vennootschap dan Center. Dit is ter zitting ook door Lentink c.s. erkend. Dit deel van de factuur is ten onrechte toegewezen.
  • Notitie ABN Amro: Enige nadere onderbouwing ontbreekt. Dit deel van de factuur is ten onrechte toegewezen.
  • Werkzaamheden zelfonderzoek 2013:Enige nadere onderbouwing ontbreekt. De overgelegde stukken zien op 2014 en niet op 2013. Dit deel van de factuur is ten onrechte toegewezen.
  • Diverse vragen HVG en MV:Weliswaar zijn door Lentink c.s. stukken overgelegd, maar die zijn onvoldoende om aan te nemen dat op dit punt van een opdracht tot het verrichten van meerwerk sprake is. Het hof zal Lentink c.s. ook dit punt tot bewijs toe laten.
  • Regelen Belgische accountant: Hiervoor geldt hetzelfde als wat het hof over België onder 5.15 heeft overwogen. Deze post is ten onrechte toegewezen.
Per saldo is derhalve een bedrag van € 10.698,50 ex btw (inclusief btw derhalve € 12.945,19) toewijsbaar, en een bedrag van € 856,50 ex btw (€ 1.036,37 inclusief btw) afhankelijk van nadere bewijslevering. De rest van het factuurbedrag, € 3.191,50 ex btw (€ 3.861,72 inclusief btw) is niet toewijsbaar.
4. Factuur 201514019 van 6 augustus 2015 € 11.003,44 (prod. G bij MvA)
5.17
Dit betreft een factuur van Lentink voor een totaalbedrag van € 11.003,44
  • Werkzaamheden WNT:Als nadere onderbouwing is een “Opdrachtbevestiging controle opgave WNT 2014” van 18 juni 2015 overgelegd. Door Center is hiertegen geen concreet en nader onderbouwd verweer gevoerd. Gelet hierop is het hof van oordeel dat Lentink c.s. voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een meerwerkopdracht. Ter nadere toelichting verwijst het hof verder naar hetgeen is overwogen onder rov. 5.15 ter zake van de betaling. Deze post is terecht toegewezen.
  • Overleg [D] :Enige nadere onderbouwing ontbreekt. Productie 10 waaruit een nadere onderbouwing zou moeten volgen ontbreekt. Deze post is ten onrechte toegewezen.
  • Problematiek continuïteit:Enige nadere onderbouwing ontbreekt. Deze post is ten onrechte toegewezen.
  • Overleg [C] :De nadere onderbouwing in hoger beroep betreft enkel een agendaverzoek. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit een enkel agendaverzoek niet worden afgeleid dat sprake is van een afzonderlijke meerwerkopdracht. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd. Deze post is ten onrechte toegewezen.
  • Werkzaamheden zelfonderzoek:Deze post is toewijsbaar op dezelfde voet als hiervoor onder 5.15 is geoordeeld met betrekking tot een gelijknamige post.
  • Meerwerk:Ter nadere onderbouwing is door Lentink c.s. een e-mail van 23 juli 2015 overgelegd. In de e-mail wordt een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot de cijfers, zulks ter voorbereiding op een bespreking. Gelet op de inhoud van die e-mail lijken de werkzaamheden waarvan betaling wordt gevorderd op voorhand onder de overeenkomst te vallen. Nadere bewijslevering is evenwel noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
  • Voorbespreking:Door Lentink c.s. is een nadere onderbouwing gegeven maar hieruit volgt niet zonder meer dat sprake is van een meerwerkopdracht. Ook hier is nadere bewijslevering noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
  • Verschot MDS:Ter nadere onderbouwing is een factuur van een derde overgelegd, die blijkbaar aan Center is doorbelast. Op basis van de enkele factuur is niet duidelijk dat sprake is van een meerwerkopdracht en dat Center gehouden is tot betaling van deze factuur. Ook hier is nadere bewijslevering noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
Per saldo is derhalve een bedrag van € 4.794,- ex btw (inclusief btw derhalve € 5.800,74) toewijsbaar, en een bedrag van € 2.080,50 ex btw (€ 2.517,41 inclusief btw) afhankelijk van nadere bewijslevering. De rest van het factuurbedrag, € 2.219,25 ex btw (€ 2.685,29 inclusief btw) is niet toewijsbaar.
5. Factuur 201514717 van 8 september 2015 € 6.648,65 (prod. I bij MvA)
5.18
Dit betreft een factuur van Lentink voor een totaalbedrag van € 6.648,65.
  • Gesprek [D] :De nadere onderbouwing in hoger beroep betreft enkel een agendaverzoek / uitnodiging voor een afspraak. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit een enkel agendaverzoek niet worden afgeleid dat sprake is van een afzonderlijke meerwerkopdracht. De vordering van Lentink c.s. is op dit punt onvoldoende onderbouwd. Deze post is ten onrechte toegewezen.
  • Gesprek [C] :De nadere onderbouwing in hoger beroep betreft enkel een agendaverzoek / uitnodiging voor een afspraak. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit een enkel agendaverzoek niet worden afgeleid dat sprake is van een afzonderlijke meerwerkopdracht. Er wordt verder niet verwezen naar de nadere opdracht onder productie 3 MvA zodat het hof er van uitgaat dat deze werkzaamheden daar niet onder vallen. De vordering van Lentink c.s. is op dit punt onvoldoende onderbouwd. Deze post is ten onrechte toegewezen.
  • Gesprek [E] zelfonderzoek 2014:Deze post is toewijsbaar op dezelfde voet als hiervoor onder 5.15 is geoordeeld.
  • Werkzaamheden zelfonderzoek 2014:Deze post is toewijsbaar op dezelfde voet als hiervoor onder 5.15 is geoordeeld.
  • Ondersteuning [F] :Uit de ter nadere onderbouwing overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat sprake is van een meerwerkopdracht. De stukken lijken hier eerder op het tegendeel te wijzen. Nadere bewijslevering is noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
  • Uitzoeken aangifte vpb 2011:Enige nadere onderbouwing ontbreekt. Deze post is ten onrechte toegewezen.
Per saldo is derhalve een bedrag van € 3.053,- ex btw (inclusief btw derhalve € 3.694,13) toewijsbaar, en een bedrag van € 550,- ex btw (€ 665,50 inclusief btw) afhankelijk van nadere bewijslevering. De rest van het factuurbedrag, € 1.891,75 ex btw (€ 2.289,- inclusief btw) is niet toewijsbaar.
6. Factuur 201515172 van 7 oktober 2015 € 7.224,31 (prod. L bij MvA)
5.19
Dit betreft een factuur van Lentink voor een totaalbedrag van € 7.224,31.
  • Gesprek [A] :De nadere onderbouwing in hoger beroep betreft enkel een agendaverzoek / uitnodiging voor een afspraak. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit een enkel agendaverzoek niet worden afgeleid dat sprake is van een afzonderlijke meerwerkopdracht. Door Lentink c.s. is ter zitting nog aangevoerd dat in het geval van Center sprake was van ingewikkelde kwesties omtrent de jaarrekening en dat dan sprake is van meerwerk. Door Lentink c.s. is verder toegelicht dat zij bepalen wanneer sprake is van meerwerk. Naar het oordeel van het hof heeft Lentink c.s. met het vorenstaande onvoldoende onderbouwd dat sprake is van meerwerk. Verwezen zij verder naar rov. 5.12. Deze post is dan ook ten onrechte toegewezen.
  • Overleg [C] :Enige onderbouwing ontbreekt en de enkele verwijzing naar een afspraak is onvoldoende. Deze post is dan ook ten onrechte toegewezen.
  • Werkzaamheden vpb 2011:Deze post is ten onrechte toegewezen op dezelfde voet als onder 5.18.
  • Werkzaamheden zelfonderzoek en herstarten controle:Deze post, is voor zover deze betrekking heeft op zelfonderzoek, toewijsbaar op dezelfde voet als onder 5.15. Voor zover de kosten betrekking hebben op herstarten controle ligt dit anders. Uit de overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat de extra kosten in verband met het herstarten van de controle als meerwerk in rekening gebracht mogen worden. Lentink c.s. zal worden toegelaten tot nadere bewijslevering. Verder moeten Lentink c.s. aantonen welk deel betrekking heeft op zelfonderzoek en welk deel op herstarten. Wordt dit niet duidelijk dan gaat het hof uit van een 50/50 verdeling.
Per saldo is derhalve een klein nog onbekend deel toewijsbaar, en een klein deel afhankelijk van nadere bewijslevering. De rest van het factuurbedrag € 3.499,- ex btw (€ 4.233,79 inclusief btw) is niet toewijsbaar.
7. Factuur WTA20150214 van 18 augustus 2015 € 332,75 (prod. H bij MvA)
5.2
Dit betreft een factuur van Kreston.

Meerwerk:Uit de ter nadere onderbouwing overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat sprake is van een meerwerkopdracht. Nadere bewijslevering is noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
8. Factuur WTA20150251 9 september 2015 € 2.936,67 (prod. J bij MvA)
5.21
Dit betreft een factuur van Kreston.

Meerwerk:Uit de ter nadere onderbouwing overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat sprake is van een meerwerkopdracht. De stukken lijken hier eerder op het tegendeel te wijzen, verder verwijst het hof naar hetgeen is overwogen in rov 5.18 met betrekking tot ‘Ondersteuning Margreet’. Nadere bewijslevering is noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. tot bewijslevering toelaten.
9. Factuur WTA20150274 7 oktober 2015 € 2.338,93 (prod. K bij MvA)
5.22
Dit betreft een factuur van Kreston en bedraagt in totaal € 2.338,93.
  • Meerwerk:Uit de overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat de extra werkzaamheden in verband met het onvolledig aanleveren van de stukken als meerwerk in rekening gebracht mogen worden. Lentink c.s. zal worden toegelaten tot nadere bewijslevering.
  • Updaten O&A lijst:Uit de overgelegde stukken volgt niet zonder meer dat sprake is van een meerwerkopdracht. Ook hier is nadere bewijslevering noodzakelijk en het hof zal Lentink c.s. toelaten tot nadere bewijslevering.
De facturen gericht aan Vastgoed
5.23
Het hof zal nu de facturen waarvan betaling door Vastgoed wordt gevorderd achtereenvolgens bespreken. Lentink vordert betaling door Vastgoed van in totaal drie facturen. Hiervan is één factuur verzonden door Lentink en twee door Kreston. De twee facturen van Kreston zijn gecedeerd aan Lentink zodat Lentink gerechtigd is ook die facturen te incasseren.
5.24
De twee facturen van Kreston zijn termijnfacturen die Vastgoed op grond van de overeenkomst moet betalen. Tegen de factuur van Lentink (een bedrag van € 483,40 inclusief btw) heeft Vastgoed als verweer aangevoerd dat geen opdracht is gegeven aan Lentink voor de door Lentink aangevoerde extra werkzaamheden in verband met taxaties vastgoed. Zoals hiervoor overwogen ligt het op de weg van Lentink c.s. om te stellen en te bewijzen dat Vastgoed opdracht heeft gegeven voor de verrichte werkzaamheden. Enige nadere onderbouwing is door Lentink c.s. in hoger beroep evenwel niet gegeven. Gelet hierop hebben Lentink c.s. de verschuldigdheid van deze factuur onvoldoende onderbouwd, zodat deze factuur ten onrechte is toegewezen. Grief 5 slaagt derhalve deels.
5.25
Per saldo is derhalve een bedrag van € 3.267,- inclusief btw toewijsbaar, inclusief de daarover toegewezen wettelijke handelsrente, waartegen verder niet is gegriefd. Voor zover de rechtbank een iets hoger bedrag heeft toegewezen, is grief 5 terecht voorgedragen.
De facturen gericht aan Leemey
5.26
Kreston vordert betaling door Lemeey van in totaal negen facturen, in totaal
€ 13.624,60 inclusief btw. Hiervan zijn vier facturen verzonden door Lentink en vijf door Kreston. De vijf facturen van Kreston zijn gecedeerd aan Lentink zodat Lentink gerechtigd is ook die vijf facturen te incasseren.
5.27
Factuur WTA20150158 betreft een voorschotnota voor de controle voor een bedrag van € 1.210,- inclusief btw. Deze factuur is terecht toegewezen, gelet op wat hiervoor onder 5.11 is overwogen. Dat geldt ook voor de voorschotfactuur WTA2015080 ad € 484,- inclusief btw.
5.28
Het verweer van Lemeey ten aanzien van de overige facturen komt er op neer dat zij geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Zoals hiervoor overwogen ligt het op de weg van Lentink c.s. om te stellen en te bewijzen dat Lemeey opdracht heeft gegeven voor de verrichte werkzaamheden. Enige nadere onderbouwing is door Lentink c.s. in hoger beroep evenwel niet gegeven. Gelet hierop hebben Lentink c.s. de verschuldigdheid van deze facturen onvoldoende onderbouwd, zodat deze facturen ten onrechte zijn toegewezen. Grief 6 slaagt derhalve deels.
5.29
Per saldo is derhalve een bedrag van € 1.694,- inclusief btw toewijsbaar, inclusief de daarover toegewezen wettelijke handelsrente, waartegen verder niet is gegriefd. Voor zover de rechtbank een hoger bedrag heeft toegewezen, is grief 6 terecht voorgedragen.
De slotsom
5.3
Per saldo is € 38.167,56 inclusief btw direct toewijsbaar en € 13.700,85 inclusief btw afhankelijk van bewijslevering door Lentink c.s. De rest van de gevorderde bedragen
(€ 26.297,53 inclusief btw) is niet toewijsbaar.
5.31
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor opgave verhinderdata, waarbij het hof partijen in overweging geeft om een regeling te treffen voor de posten die nu nog ter discussie staan.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat Lentink c.s. toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat ter zake van de navolgende posten in de desbetreffende facturen sprake is van meerwerk waarvoor door Center opdracht is gegeven:
- Vragen jaarrekening/Credit Base, factuur 201513209 d.d. 9 juni 2015;
- Diverse vragen [C] en [F] (posten jaarrekening, VPB, etc), factuur 201513754
d.d. 8 juli 2015:
- Meerwerk: niet kunnen opstarten vanwege niet tijdige oplevering, factuur 201514019
d.d. 6 augustus 2015;
- Voorbespreking [C] & [F] , factuur 201514019 d.d. 6 augustus 2015;
- Verschot MDS Consulting inzake management contract € 540,-, factuur 201514019
d.d. 6 augustus 2015;
- Ondersteuning [F] : omzetaansluiting, onderhandenwerk, etc. factuur 201514717 d.d. 8 september 2015;
- Werkzaamheden zelfonderzoek en herstarten controle, factuur 201515172
d.d. 7 oktober 2015;
- Meerwerk, factuur WTA20150214 d.d. 10 augustus 2015;
- Meerwerk: Bespreking stand van zaken inclusief opstellen statuslijst en afspraak [G] , factuur WTA20150251 d.d. 9 september 2015;
- Meerwerk: Onvolledige aanlevering Solutions, factuur WTA20150274 d.d. 7 oktober 2015;
- Updaten Q&A lijst, factuur WTA20150274 d.d. 7 oktober 2015;
draagt Lentink c.s. verder op te bewijzen welk deel van het onder de post “Werkzaamheden zelfonderzoek en herstarten controle” van factuur 201515172 d.d. 7 oktober 2015 in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft op werkzaamheden met betrekking tot zelfonderzoek en welk deel betrekking heeft op werkzaamheden met betrekking tot herstart controle;
bepaalt dat, indien Lentink c.s.
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de roldatum 11 februari 2020 in het geding dienen brengen,
bepaalt dat, indien Lentink c.s. dat bewijs (ook) door middel van getuigen wensen te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. I.F. Clement, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is, bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Lentink c.s. het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum
28 januari 2020, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat Lentink c.s. overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken 28 januari 2020 voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, I.F. Clement en S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.