Uitspraak
Jeko,
de gemeente,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in hoger beroep
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
- de ontvankelijkheid van de gemeente (grief I);
- het parkeerterrein (grief III alsmede de gewijzigde vordering);
- het beroep op opschorting (grieven IV en V);
- de opeisbaarheid van de vordering van de gemeente (grief II);
- buitengerechtelijke en proceskosten (grieven VI en VII).
grief Ikomt Jeko op tegen de afwijzing door de rechtbank van haar beroep op niet-ontvankelijkheid van de vordering van de gemeente. Volgens Jeko heeft de gemeente niet geprobeerd hun geschil in der minne te regelen en heeft zij daardoor niet voldaan aan waartoe zij ingevolge artikel 7.1 van de realisatieovereenkomst was verplicht.
grieven IV en Vstelt Jeko aan de orde dat haar beroep op opschorting van haar verplichting tot betaling van de factuur van 27 maart 2015 is gepasseerd. Jeko heeft ter onderbouwing van dat beroep aangevoerd dat de gemeente heeft bewerkstelligt dat Jeko het stukje grond van 14 m2 niet aan de gemeente kon leveren. Volgens Jeko is daarmee sprake van crediteursverzuim en doet zij daarmee een terecht beroep op opschorting.
grief IIbestrijdt Jeko het oordeel van de rechtbank over de opeisbaarheid van de vordering van de gemeente. Jeko heeft in de toelichting op deze grief aangevoerd dat de rechtbank in dat verband ten onrechte niet heeft geoordeeld over haar beroep op de redelijke uitleg en op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Jeko heeft zich verder beperkt tot een verwijzing naar wat zij daarover heeft aangevoerd in randnummers 27 en 28 van haar conclusie van antwoord in eerste aanleg. Dat verweer van Jeko aldaar ziet op de volgens Jeko ondeugdelijke inrichting van het parkeerterrein en het niet meewerken aan de levering door Jeko van het stukje grond van 14 m2, als gevolg waarvan volgens Jeko een redelijke uitleg van de realisatieovereenkomst meebrengt dat de bijdrage pas betaald hoeft te worden als de gemeente alsnog is nagekomen. De stelling dat de gemeente tekort is geschoten dan wel onvoldoende meewerkt aan een levering van meergenoemd stukje grond, is echter hiervoor al te licht bevonden. Dit betekent dat ook deze grief sneuvelt.