Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
28 november 2018 dat de pachtkamer te Lelystad (rechtbank Midden-Nederland) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van antwoord.
3.De vaststaande feiten
“4. Inschrijvingsvoorwaarden(…)4.2 Wijze van bieden(…)4.2.2 Alleen rechtspersonen uit de agrarische sector kunnen een bod uitbrengen.(…)4.2.9 Het bod dient te worden vergezeld van:- een origineel en recent (niet ouder dan één jaar) uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel en Fabrieken waarin de rechtspersoon is ingeschreven en waaruit blijkt dat de namens de rechtspersoon optredende vertegenwoordiger(s) bevoegd is/zijn namens de rechtspersoon overeenkomsten te sluiten voor het geboden bedrag;- een leesbare kopie van de relevante bladzijden (de bladzijden met de pasfoto en de handtekening) uit eengeldig legitimatiebewijs(paspoort, Europese identiteitskaart, Nederlands rijbewijs) van de namens de rechtspersoon optredende vertegenwoordiger(s);- in het geval van een gezamenlijke inschrijving als bedoeld onder 4.3.11[bedoeld is 4.2.11, hof]
een ingevuld inschrijfformulierformulier (bijlage B03).(…)4.2.11 Een bod kan worden uitgebracht door meerdere:a. rechtspersonen;b. maten in geval van een maatschap;c. vennoten in geval van een vennootschap onder firma.In geval van een gezamenlijke inschrijving als hiervoor bedoeld onder a. tot en met c. dienen de personalia van allen geregistreerd te zijn op bijgevoegd inschrijfformulier (bijlage B03). Bij gunning zijn allen vervolgens aansprakelijk voor het geheel voortvloeiende uit de pachtovereenkomst. Deze verplichtingen zijn ondeelbaar.”
“In artikel 4.2.2 van de inschrijvingsvoorwaarden is inderdaad vermeld dat alleen rechtspersonen uit de agrarische sector een bod uit kunnen brengen. Echter uit artikel 4.2.11 onder b. van diezelfde inschrijvingsvoorwaarden blijkt dat ook maten in het geval van een maatschap een bod kunnen doen. Hiermee is beoogd dat ook maatschappen een bod uit kunnen brengen, zoals ook sinds jaar en dag de praktijk is.Ik merk hierbij op dat de consistentie van het biedboek op dit punt tegen het licht zal worden gehouden.In verband met het vorenstaande zal ik dan ook met uw cliënte geen pachtovereenkomst sluiten.”
4.De beoordeling van het hoger beroep
[persoon A] is blijkens productie 1 bij conclusie van antwoord bevoegd de maatschap te vertegenwoordigen. Het hof ziet verder geen aanleiding de Staat te verplichten de inschrijvingsformulieren op basis waarvan de Staat de pachtovereenkomst met de maatschap heeft gesloten in het geding te brengen. Daarmee faalt ook grief VII.
5.De beslissing
28 november 2018;
7 april 2020.