In de hypothecaire akte van 10 mei 2007, heeft FGH als zekerheid voor de verstrekte geldlening voor de aanschaf van het perceel (onder meer) bedongen dat haar totale (mogelijke) vordering een bedrag van ruim vijf miljoen Euro zou beslaan. Dat is aanzienlijk meer dan van een financiering van een hoofdsom van € 800.000,- zou mogen worden verwacht, aldus Diebo Trading. Reeds daaruit blijkt volgens haar dat FGH ook zelf uitging van financiering van het gehele project. FGH heeft deze omvang van de zekerheid verklaard door te stellen dat hiermee kon worden voorkomen dat bij uitbreiding van de financiering opnieuw een notariële akte nodig zou zijn. Zij heeft tevens verklaard dat hieruit niet kan worden afgeleid dat zij voor aanvullende financiering niet zou vasthouden aan haar gebruikelijk beoordelingstraject. Wel stond zij welwillend tegenover verdere uitbreiding van de financiering.
Het hof wil aannemen dat de omvang van de verstrekte zekerheden in de hypotheekakte voor Diebo Trading een indicatie was dat FGH mogelijk bereid was om tot verdere financiering over te gaan, maar hieruit kan geen toezegging worden afgeleid, laat staan een overeenkomst, zoals Diebo Trading stelt. Hierbij betrekt het hof ook het door FGH ter ondersteuning van haar verweer overgelegde interne memo van de kredietanalist van FGH van 16 maart 2007 :
“Cliënten zijn voornemens om de units te verkopen op basis van koopaannemingsovereenkomst zodat de uiteindelijke kopers ook de bouw zullen financieren. De bouw start pas nadat ruim de helft is verkocht. Mocht er in een later stadium toch nog geld nodig zijn om de overige units af te bouwen dan bekijken we dat op dat moment. Onze huidige uitgangspunt is dat wij alleen de aankoop van de grond financieren.
…
M.i. een acceptabele financiering. Wanneer toch om financiering van de bouw van een aantal units wordt gevraagd dienen actuele vermogens- en inkomensopstellingen te worden aangeleverd”.
Weliswaar is dit een intern (gebleven) memo, maar het geeft wel ondersteuning aan het verweer van FGH dat, ondanks de door haar erkende welwillende houding ten aanzien van aanvullende financiering, de beslissing daarover (mede) afhangt van te zijner tijd door Diebo Trading aan te leveren financiële stukken/opstellingen over het verloop van het project en haar interne kredietanalyse daarvan.
Het ligt dan op de weg van Diebo Trading om concrete feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) waaruit kan worden afgeleid dat FGH zich op enig moment onvoorwaardelijk tegenover Diebo Trading heeft verbonden tot aanvullende financiering van het project/de bouw van de units. In dit kader heeft Diebo Trading zich met name beroepen op de toezeggingen van de relatiemanager van FGH [B] . Die zou volgens Diebo Trading bij herhaling hebben gezegd dat het met de verdere financiering wel goed kwam en dat Diebo Trading zich geen zorgen hoefde te maken. Volgens Diebo Trading heeft hij ook gezegd dat de financiering al rond was en hij werkte aan een offerte. FGH heeft dit betwist en ter gelegenheid van de zitting in hoger beroep ter onderbouwing van die betwisting een verklaring van [B] overgelegd.