Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 27e, eerste lid, van de AWR wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard indien de belastingplichtige niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit betekent dat dan op de belastingplichtige de last rust om te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
De e-mail van 8 augustus 2013 vermeldt geen concreet verzoek tot uitstel voor de aangifte IB/PVV 2011 van belanghebbende. De Inspecteur heeft ook niet positief op dit verzoek beslist. Het verslag van het gesprek van 10 september 2013 waarin het jaar 2011 niet expliciet wordt vermeld en de verklaring van [G] ter zitting in hoger beroep bieden daarvoor evenmin, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, voldoende aanknopingspunten. Ook het uitblijven van een reactie op de brief van belanghebbende van 10 september 2013, nog daargelaten of deze daadwerkelijk is verstuurd en bij de Inspecteur is aangekomen, kan niet als een toezegging als hiervoor bedoeld worden opgevat. Een toezegging van de Inspecteur voor uitstel van het indienen van deze aangifte lag ook niet voor de hand omdat de administratie op de uiterste inleverdatum, nog daargelaten of deze ook van belang was voor de aangifte IB/PVV 2011 van belanghebbende, nog niet door de FIOD in beslag was genomen.
Ook in de correspondentie van april 2014 ziet het Hof geen toezegging dat de aangifteplicht voor het jaar 2011 is uitgesteld of opgeschort. Het feit dat in reactie op het algemene verzoek slechts uitstel wordt verleend voor de aangifte IB/PVV 2013 wijst juist op het tegendeel.
Voor zover belanghebbende uit gesprekken met de Inspecteur na afloop van de uiterste inlevertermijn heeft afgeleid dat het niet alleen ging om aanleveren van stukken, maar om het indienen van de aangifte IB/PVV 2011, ziet het Hof dit als een door de Inspecteur geboden gelegenheid de aangifte alsnog in te dienen teneinde een juiste belastingaanslag vast te stellen. De Inspecteur dient immers bij het vaststellen van de aanslag rekening te houden met een aangifte die belanghebbende voor het vaststellen van een ambtshalve aanslag heeft ingediend. De in dat kader genoemde termijn van 1 februari 2014 heeft belanghebbende eveneens onbenut gelaten, zodat de Inspecteur – zonder schending van de beginselen van behoorlijk bestuur – kon overgaan tot het (ambtshalve) vaststellen van de aanslag. De door belanghebbende na het vaststellen van de ambtshalve aanslag, in de bezwaarfase, ingediende aangifte IB/PVV 2011 kan niet gelden als de vereiste aangifte (Hoge Raad 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1333).