Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de maatschap [geïntimeerde1] ,
de maatschap,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2]
3. [geïntimeerde3] ,
[appellanten] c.s.,
Ten Brinke,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [appellanten] c.s. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van het geschil betrof de vraag of [appellanten] c.s. gehouden waren om de door Ten Brinke B.V. geleverde beschermingsmiddelen, die boven de € 2.500,- per hectare uitkwamen, te betalen. In een eerder tussenarrest was [appellanten] c.s. toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Tijdens een getuigenverhoor op 17 oktober 2019 verklaarde [geïntimeerde2] dat hij akkoord was gegaan met de teeltbegeleiding door Ten Brinke, maar dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de kosten en facturering. Het hof oordeelde dat [appellanten] c.s. niet in het tegenbewijs waren geslaagd, omdat de verklaring van [geïntimeerde2] niet voldoende was om het vermoeden dat zij de kosten moesten betalen te ontzenuwen.
Daarnaast werd in de zaak ook de toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten besproken. [appellanten] c.s. voerden aan dat het toegewezen bedrag niet in verhouding stond tot de verrichte werkzaamheden. Het hof oordeelde echter dat de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten terecht had toegewezen, omdat er daadwerkelijk werkzaamheden waren verricht en de hoogte van het toegewezen bedrag in overeenstemming was met het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep.