Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] ,
2.
[appellant2],
wonende te [B] ,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
- het verweerschrift van De Volksbank;
- het V8-formulier met twee bijlagen van mr. De Boorder van 4 oktober 2019;
- het V8-formulier met zeven bijlagen van mr. De Boorder van 11 oktober 2019;
- het V8-formulier van mr. De Boorder van 14 oktober 2019;
- het V8-formulier met één bijlage van mr. De Boorder van 17 oktober 2019.
3.De feiten
4. De motivering van de beslissing in hoger beroepprocespartijen4.1 Het hof stelt voorop dat [appellanten] c.s. in deze procedure procespartij is in hoger beroep. [appellante1] en [appellant2] waren beiden verzoekers in eerste aanleg en in het beroepschrift zijn zij ook beiden aangeduid als verzoekers in hoger beroep. Hoewel in het beroepschrift verder alleen wordt gesproken over ‘ [appellante1] ’, blijkt genoegzaam dat daarmee [appellanten] c.s. is bedoeld en dat de beroepsgronden namens hen beiden zijn aangevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is dit ook bevestigd.
€ 369.000,-. Van dat bedrag is, overeenkomstig de opgave van De Volksbank, € 360.393,09 aan De Volksbank uitgekeerd. Het resterende bedrag is op grond van het strafrechtelijke beslag aan het OM betaald. In 2015 heeft De Volksbank nagekomen kosten in rekening gebracht bij [appellanten] c.s. Na betwisting door [appellanten] c.s. is het in rekening gebrachte bedrag gecorrigeerd naar € 2.187,07. Op 13 april 2017 heeft [appellanten] c.s. de laatste termijnbetaling ten aanzien van deze nagekomen kosten gedaan. Op 28 april 2017 heeft De Volksbank een einddatum in het CKI laten opnemen. De BKR-registratie zal tot juni 2022 zichtbaar zijn. Nadien zijn de persoonsgegevens van [appellanten] c.s. in het Incidenten Register (hierna: IR) en het Externe Verwijzingsregister (hierna: EVR) opgenomen.
4.4 De rechtbank heeft het primaire verzoek afgewezen, omdat – samengevat – niet is komen vast te staan dat De Volksbank het door het OM gelegde conservatoir beslag heeft veroorzaakt en dat [appellanten] c.s. juiste inkomensgegevens en het bezit van meerdere panden aan De Volksbank heeft medegedeeld. Ook het subsidiaire verzoek is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat De Volksbank de werkelijke einddatum van de lening te laat heeft gemeld.
€ 7.451,-. Dat [appellanten] c.s. het inkomen wel heeft gerealiseerd, zoals opgegeven bij de aanvraag, valt uit de aangifte niet af te leiden. Hierover zijn ook geen nadere toelichtende stukken verstrekt. Gelet op de negatieve inkomens in de belastingaangifte uit 2008 had het op de weg van [appellanten] c.s. gelegen haar stelling, dat zij bij de aanvraag juiste inkomensgegevens heeft verstrekt, nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. De stelling van [appellanten] c.s. dat het ging om een ‘self certified maatwerk hypotheek’ kan haar daarbij ook niet baten. [appellanten] c.s. doelt daarmee op de praktijk dat een hypotheekadviseur een goede schatting maakt van het inkomen van een klant en dat dan verklaart aan de bank, die vervolgens beslist of er hypotheek wordt verleend (zie beroepschrift onder 4). Bij gebrek aan onderbouwing kan echter niet worden aangenomen dat in dit geval sprake was van een reële schatting. Bovendien bleek uit de aanvraag niet dat het slechts om een schatting ging.