In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoekster] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin klachten over de eindrekening en verantwoording (E&V) door de bewindvoerder, [verweerster], zijn behandeld. De rechthebbende, [A.], is op [datum] 2018 overleden, en [verzoekster] en [belanghebbende] zijn zijn kinderen. De kantonrechter had eerder de klachten van [verzoekster] ongegrond verklaard en vastgesteld dat er geen schade was geleden door de rechthebbende door het handelen van [verweerster].
Het hof heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking in twee onderdelen uiteenvalt: de afhandeling van de klachten en de vaststelling van de E&V. Het hof oordeelt dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep met betrekking tot de klachten, omdat er geen wettelijke basis is voor het indienen van beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in dit kader.
Wat betreft de E&V oordeelt het hof dat de kantonrechter zich had moeten onthouden van een oordeel over de klachten en de schade. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter voor zover deze oordeelt dat er geen schade is geleden, maar bekrachtigt de vaststelling van de E&V. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 14 januari 2020.